1. Spullen op orde: les- en werkboek(deel A), wiskunde schrift, (kleur)potlood, gum, pen, rekenmachine, schaar en geodriehoek
2. Luisteren: we luisteren naar elkaar. Als de docent aan het woord is ben ik stil.
3. Checken: Er wordt niet gegooid met spullen. Altijd checken of je mag lopen, naar de gang mag gaan, mag opruimen, enz
4. Zelfstandig werken: de eerste 10 minuten wordt er in stilte gewerkt.
5. Inzet: huiswerk inplannen, maken, nakijken en bijhouden.