Paragraaf 5.3

Paragraaf 5.3
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 5.3

Slide 1 - Tekstslide

0

Slide 2 - Video

Btw-berekenen 
  • percentage : 100 x verkoopprijs =  Btw
  • Stel de btw bedraagt 21%. De verkoopprijs bedraagt € 10. Bereken de btw.
  • 21:100 x € 10 = € 2,10
  • Je koopt een brood. De verkoopprijs bedraagt € 1,60. Bereken de btw.
  • 9:100 x € 1,60 = € 0,14

Slide 3 - Tekstslide

Consumentenprijs berekenen (1)
  • Consumentenprijs = verkoopprijs + btw
  • Stel de verkoopprijs van een pinkpopkaartje bedraagt € 220 . De btw bedraagt 21%.
  • Bereken de consumentenprijs
  1. Bereken btw =>                               21 : 100 x € 220 = € 46,20
  2. Tel btw op bij  verkoopprijs =>  € 220 + € 46,20 = € 266,20

Slide 4 - Tekstslide

Meerkeuzevragen!

Slide 5 - Tekstslide

Wat is de woningmarkt ?
A
De vraag naar woningen
B
De totale vraag naar woningen en het totale aanbod van woningen
C
Het totale aanbod van woningen
D
De vraag naar woningen en het aanbod van woningen

Slide 6 - Quizvraag

Geef aan of er sprake is van vraag of aanbod ?

"Je oude laptop is te traag geworden en je gaat een nieuwe kopen"
A
Vraag
B
Aanbod

Slide 7 - Quizvraag

Alles wat een bedrijf doet om meer te verkopen noem je ..
A
Promotie
B
Reclame
C
Adverteren
D
Marketing

Slide 8 - Quizvraag

Wat is omzet?
A
Afzet x inkoopprijs
B
Inkoopprijs : verkoopprijs
C
Afzet x verkoopprijs
D
Afzet : verkoopprijs

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de juiste formule voor het berekenen van de verkoopprijs?
A
verkoopprijs = inkoopprijs - opslag
B
verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag
C
verkoopprijs = brutowinstopslag - inkoopprijs

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de consumentenprijs?
A
verkoopprijs zonder btw
B
verkoopprijs
C
verkoopprijs met btw
D
inkoopprijs

Slide 11 - Quizvraag

Inkoopprijs + .... = verkoopprijs
A
btw
B
brutowinst
C
bedrijfskosten
D
nettowinst

Slide 12 - Quizvraag

is verkoopprijs inclusief btw of exclusief btw?
A
inclusief
B
exclusief

Slide 13 - Quizvraag

een winkelier ontvangt voor zijn producten:
A
de inkoopprijs inclusief BTW
B
de verkoopprijs exclusief BTW
C
de verkoopprijs inclusief BTW
D
de inkoopprijs exclusief BTW

Slide 14 - Quizvraag

Hoe bereken je de Brutowinst?
A
nettowinst - bedrijfskosten
B
omzet - inkoopprijs
C
afzet x prijs
D
bedrijfskosten - inkoopprijs

Slide 15 - Quizvraag

Hoe bereken we de nettowinst?
A
Omzet - bedrijfskosten = nettowinst
B
Omzet - inkoopkosten = nettowinst
C
Brutowinst - bedrijfskosten = nettowinst
D
Brutowinst - inkoopkosten = nettowinst

Slide 16 - Quizvraag

Brutowinst is €500,- Mijn bedrijfskosten zijn €300,-
Nettowinst = ...
A
€800,-
B
- €200,-
C
€200,-

Slide 17 - Quizvraag

Aan de slag!
Neem voor je blz. 138.
Je gaat maken paragraaf 5.3

Slide 18 - Tekstslide