Wat moet je leren voor de toets?
-Formuleerfouten
-Combinaties van werkwoorden en voorzetsels (verliefd zijn OP)
-Uitdrukkingen (kommer en kwel) + categorieën ervan (bv. Alliteratie)
-Vergelijkingen (zo oud als Methusalem) + benoemen object en beeld
-Stijlfiguren (bv.: litotes, hyperbool)
-Werkwoordspelling