wetten en regels die jou moeten beschermen als consument
B
wetten er regels die de fabrikant moeten beschermen
C
wetten en regels die de overheid helpt
Slide 8 - Quizvraag
wat wordt er bedoeld met ' je hebt recht op een deugdelijk product?'
A
een product mag niet te duur zijn
B
een product moet bij normaal gebruik een bepaalde tijd meegaan
C
een product moet verzekerd zijn
Slide 9 - Quizvraag
welke wet beschermt je tegen gevaarlijke producten of onveilig eten
A
warenwet
B
wet productaansprakelijkheid
Slide 10 - Quizvraag
de wet product aansprakelijkheid houdt in dat:
A
de fabrikant alleen het product vergoed
B
de fabrikant alleen de schade vergoed
C
de fabrikant zowel en product als de ontstane extra schade vergoed
Slide 11 - Quizvraag
je koopt iets via het internet, welke wet gaat over bedenktijd?
A
de wet koop op afstand
B
de colportagewet
C
de warenwet
Slide 12 - Quizvraag
de colportagewet geldt als:
A
je voor minimaal 45 euro aan producten hebt gekocht
B
je voor minimaal 50 euro aan producten hebt gekocht
Slide 13 - Quizvraag
je koopt iets aan de deur, welke wet geldt nu?
A
waren wet
B
bedenktijd
C
colportagewet
Slide 14 - Quizvraag
waarop controleert de NVWA?
A
of een bedrijf wel eerlijk is
B
of een bedrijf eerlijk is en of het ook veilige producten en voedsel verkoopt
C
of voedsel en producten veilig zijn
Slide 15 - Quizvraag
waarop controleert de ACM?
A
of een bedrijf wel eerlijk is
B
of een bedrijf eerlijk is en of het ook veilige producten en voedsel verkoopt
C
of voedsel en producten veilig zijn
Slide 16 - Quizvraag
een bedrijf maakt gebruik van kinderarbeid. de klanten van Nederland kopen niet meer bij dit bedrijf, ze boycotten dit bedrijf. waar is dit een voorbeeld van?
A
consumentenrecht
B
consumer power
C
consumentenorganisatie
Slide 17 - Quizvraag
Leerdoelen: reflectie
1. Je kunt uitleggen waarom er consumentenrecht is.
2. Je kunt alle wetten uit dit paragraaf uitleggen.
3. Je kunt uitleggen wat consumerpower is.
Slide 18 - Tekstslide
Begrippen uit deze les
Slide 19 - Tekstslide
Hoe ging het deze les?
1. Telefoons uit in de zakkie
2. Rustig praten
3. Elkaar laten uitpraten
4. We lachen elkaar niet uit
Slide 20 - Tekstslide
Begrippen uit deze les
Slide 21 - Tekstslide
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd
Slide 22 - Open vraag
Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen