La négation

La négation
In het Nederlands: ontkenning.
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransSecundair onderwijs

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

La négation
In het Nederlands: ontkenning.

Slide 1 - Tekstslide

Laten we beginnen met een filmpje over 'la négation'. 
Daarin wordt heel eenvoudig uitgelegd
welke ontkennende zinnen je kunt vormen in het Frans.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Dat was eenvoudig, hè!
In de voorbeelden in het filmpje werd telkens
maar één werkwoord gebruikt: 
een zelfstandig werkwoord.
Maar wat als er meerdere werkwoorden zijn...?

Slide 4 - Tekstslide


Met meerdere werkwoorden bedoel ik zinnen met:
- le passé composé
- le futur antérieur
- le plus-que-parfait

Maar ook zinnen met gewoon veel werkwoorden, zoals:
Je l'ai vu aller se plaindre chez le directeur.

Slide 5 - Tekstslide

Hoe maak je zulke zinnen ontkennend?
Wel, wat je eerst moet weten,
is dat je de ontkennende structuren
in twee groepen kunt onderverdelen.

Slide 6 - Tekstslide

GROEP 1

ne ... pas
ne ... plus
ne ... jamais
ne ... rien
GROEP 2

ne ... aucun(e)
ne ... personne
ne ... nulle part
ne ... que

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het verschil?
GROEP 1: de negatie omklemt het eerste werkwoord
(ook als er maar één werkwoord is)
GROEP 2: de negatie omklemt de groep werkwoorden
(ook als er maar één werkwoord is)

Slide 8 - Tekstslide

Dat klinkt moeilijk...
Wacht, we zullen dat eens duidelijk maken
aan de hand van enkele voorbeelden.

Slide 9 - Tekstslide

Deze zin bevat een groep van drie werkwoorden:
       Il est venu visiter sa mère.

Als we die zin ontkennend maken met ne ... pas, dan mag  alleen het eerst werkwoord omklemd worden door de negatie.
       Il n'est pas venu visiter sa mère.

WANT: ne ... pas behoort tot GROEP 1.

Slide 10 - Tekstslide

GROEP 1 (omklemt het eerste werkwoord)
Il n'est jamais venu visiter sa mère.
Je n'avais plus retrouvé mon livre.
Je ne serai pas sortie de la voiture.
Nous n'avons rien vu.

Slide 11 - Tekstslide

Deze zin bevat een groep van drie werkwoorden:
       Il est venu visiter quelqu'un.

Als we die zin ontkennend maken met ne ... personne, dan moet de volledig groep werkwoorden omklemd worden door de negatie.
       Il n'est venu visiter personne.

WANT: ne ... personne behoort tot GROEP 2.

Slide 12 - Tekstslide

GROEP 2 (omklemt de hele werkwoordgroep)
Il n'a pu trouver aucun exemplaire du livre.
Je n'avais vu que trois personnes.
Je n'ai pu aller chercher personne.
Nous n'avons été nulle part.

Slide 13 - Tekstslide

Zit daar een logica in?
- Neen.
Is dat moeilijk?
- Ja.



Zit daar een logica in?
- Neen.

Maar hoe weet ik dan welke negatie
tot welke groep behoort?
- Van buiten leren.

Slide 14 - Tekstslide

GROEP 1

ne ... pas
ne ... plus
ne ... jamais
ne ... rien
GROEP 2

ne ... aucun(e)
ne ... personne
ne ... nulle part
ne ... que

Slide 15 - Tekstslide

Maar dat is nog niet alles...

Slide 16 - Tekstslide

ne ... pas, plus, jamais
Als je een bevestigende zin ontkennend wilt maken
met ne ... pas, ne ... plus, ne ... jamais
EN je bevestigende zin bevat un, une, des, du, de la, de l'
dan worden die lidwoorden vervangen door DE
(behalve met het zelfst. werkwoord être)

Slide 17 - Tekstslide

(Je hebt misschien al door
dat de groene slides 
het belangrijkst zijn)

Slide 18 - Tekstslide

Enkele voorbeelden...
Die regel van daarnet klinkt heel ingewikkeld
maar eigenlijk is die heel eenvoudig
als je een paar voorbeelden hebt gezien.

Slide 19 - Tekstslide

BEVESTIGEND (phrase affirmative)

Ils avaient encore de la peinture.

Mon frère achète toujours des bonbons.

Nous avons trouvé un livre.

Nous avons été les meilleures.


ONTKENNEND (phrase négative)

Ils n'avaient plus de peinture.

Mon frère n'achète jamais 
de bonbons.

Nous n'avons pas trouvé de livre.

Nous n'avons pas été les meilleures.
(zelfst. werkwoord = être, 
weliswaar een vervoegde vorm)

Slide 20 - Tekstslide

Eens vijf zinnetjes proberen?

Slide 21 - Tekstslide

Quelle est la forme négative de cette phrase? Tu bois toujours du café.
A
Tu n'as pas bu de café.
B
Tu ne bois jamais du café.
C
Tu n'as bu pas de café.
D
Tu ne bois jamais de café.

Slide 22 - Quizvraag

Quelle est la forme négative de cette phrase? Nous avons mangé un pizza.

A
Nous n'avons pas mangé de pizza.
B
Nous n'avons mangé pas de pizza.
C
Nous n'avons pas mangé un pizza.
D
Nous n'avons mangé pas un pizza.

Slide 23 - Quizvraag

Quelle est la forme négative de cette phrase? Il porte des lunettes.
A
Il ne porte pas des lunettes.
B
Il ne porte aucune lunette.
C
Il ne porte pas de lunettes.
D
Il n'a pas porté des lunettes.

Slide 24 - Quizvraag

Quelle est la forme négative?
J'avais voulu des tickets.
A
Je n'avais jamais voulu des tickets.
B
Je n'avais voulu pas de ticket.
C
Je n'avais pas voulu de ticket.
D
Je n'avais voulu aucun ticket.

Slide 25 - Quizvraag

Quelle est la forme négative de cette phrase? Ce sont des chiens adorables.
A
Ce ne sont pas de chien adorable.
B
Ce ne sont plus de chiens adorables.
C
Ce ne sont pas de chiens.
D
Ce ne sont pas des chiens adorables.

Slide 26 - Quizvraag

oké, die laatste was een strikvraag...
"Ce ne sont pas des chiens adorables."
Het zelfst. werkwoord is être (of een vervoegde vorm van être), 
dus je hoeft het lidwoord niet te vervangen door 'de'.

Slide 27 - Tekstslide

"7 à dire"
De bovenstaande theorie staat iets uitgebreider uitgelegd
in jullie boek op p. 390 en p. 391.
Ik denk dat deze presentatie makkelijker
te begrijpen is, maar studeer wat jij het duidelijkst vindt.

Slide 28 - Tekstslide

En nu... oefenen!
Ik kan jullie de oefeningen
28, 30, 31, 32 en 33 aanbevelen.
Dan krijg je de bovenstaande theorie al wat in de vingers.

Slide 29 - Tekstslide




PRETTIG WEEKEND

Slide 30 - Tekstslide