Introductieles 1 NL 2022

1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide


Ik zit klaar voor de les:

  • Mijn spullen liggen op tafel (boek, pen, schrift, laptop en rekenmachine).
  • Mijn telefoon en oortjes zitten in mijn tas.
  • Mijn jas hangt aan de kapstok.
  • Mijn pet of capuchon is af.

Slide 2 - Tekstslide

Welkom
Kennismaking

Slide 3 - Tekstslide

Vandaag

  • Wie ben ik?
  • Wie ben jij ?
  • Namen oefenen (spel)
  • Start les Nederlands

Slide 4 - Tekstslide

Ik ben mevrouw Schutte
m.schutte@atscholen.nl

Ik geef Economie aan 3kader, rekenen in de 3de,
Nederlands aan de 1ste en ben mentor van 1B

Slide 5 - Tekstslide

En wie zijn jullie?
Wie zijn jullie?

Slide 6 - Tekstslide

Kennismaken: staan/zitten

Slide 7 - Tekstslide

Rekenen of taal
Staan: rekenen
Zitten: taal

Slide 8 - Tekstslide

Oudste thuis?
Staan: ja
Zitten: nee

Slide 9 - Tekstslide

Fietsen of de bus
Staan: fietsen
Zitten: met de bus

Slide 10 - Tekstslide

Ik moet langer dan 15 minuten fietsen naar school.
Staan: ja
Zitten: nee

Slide 11 - Tekstslide

2 of meer huisdieren?
Staan: ja
Zitten: nee

Slide 12 - Tekstslide

pizza of patat
Staan: pizza
Zitten: patat

Slide 13 - Tekstslide

Ik heb zin in de brugklas
Staan: ja
Zitten : nee

Slide 14 - Tekstslide

Mijn verwachtingen
Wij luisteren naar elkaar
Wij hebben respect voor elkaar
Er praat er één
Tijdens het werken zijn wij stil aan het werk

Slide 15 - Tekstslide

Vragen?

Slide 16 - Tekstslide

In de rij
Ga op alfabetische volgorde van naam in een rij staan.

Dus eerst: Amber; dan Daan; dan Firdaous enzovoort...

Alfabet: 
A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W Z Y Z

Slide 17 - Tekstslide

Namen oefenen
  1. Kom in een kring staan
  2. Ik noem een naam en gooi de bal naar die leerling
  3. Die leerling noemt een naam en gooit de bal naar de volgende leerling
  4. enzovoort
  5. Let op! Onthoud van wie jij de bal kreeg EN naar wie je de bal gooit!


Slide 18 - Tekstslide

We starten met de les.
Even testen wat je nog weet :)

Slide 19 - Tekstslide


Terugblik:

Hoe was het op de basisschool?

Slide 20 - Tekstslide

Wat was je lastigste vak?

Slide 21 - Woordweb

Wat vind jij van Nederlands?
Leuk
Niet leuk

Slide 22 - Poll


Waarom vind je dat?

Slide 23 - Open vraag

Wat vind je moeilijk van Nederlands?
(taal en/of spelling)

Slide 24 - Woordweb

Waar zou je graag beter in willen worden?

Slide 25 - Woordweb

Even herhalen
  • ontleden
  • woordsoorten
  • werkwoordspelling

Slide 26 - Tekstslide

Ontleden
pv = persoonsvorm
ow = onderwerp
gez = gezegde

Slide 27 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm (pv) in deze zin:

In het sprookjesbos woont de dikke kabouter Plop.
A
sprookjesbos
B
woont
C
kabouter Plop
D
de dikke kabouter Plop

Slide 28 - Quizvraag

Wat is het onderwerp (ow) in deze zin:

In het sprookjesbos woont de dikke kabouter Plop.
A
sprookjesbos
B
woont
C
kabouter Plop
D
de dikke kabouter Plop

Slide 29 - Quizvraag

Wat is het gezegde (gez) in deze zin:

In het sprookjesbos heeft de dikke kabouter Plop gewoond.
A
heeft
B
gewoond
C
heeft gewoond
D
de dikke kabouter Plop

Slide 30 - Quizvraag

Woordsoorten
  • lidwoord (lw)
  • werkwoord (ww)
  • zelfstandig naamwoord (zn)
  • bijvoeglijk naamwoord (bn)
  • voorzetsel (vz)

Slide 31 - Tekstslide

Wat is het woord in hoofdletters?

De scheidsrechter GEEFT de lekke bal aan de verzorger van de Utrechtse club.
A
lidwoord (lw)
B
werkwoord (ww)
C
zelfstandig naamwoord (zn)
D
voorzetsel (vz)

Slide 32 - Quizvraag

Wat is het woord in hoofdletters?

De scheidsrechter geeft de lekke BAL aan de verzorger van de Utrechtse club.
A
lidwoord (lw)
B
werkwoord (ww)
C
zelfstandig naamwoord (zn)
D
voorzetsel (vz)

Slide 33 - Quizvraag

Wat is het woord in hoofdletters?

De scheidsrechter geeft de lekke bal aan de verzorger van DE Utrechtse club.
A
lidwoord (lw)
B
werkwoord (ww)
C
zelfstandig naamwoord (zn)
D
voorzetsel (vz)

Slide 34 - Quizvraag

Wat is het woord in hoofdletters?

De scheidsrechter geeft de lekke bal aan de verzorger van de Utrechtse CLUB.
A
bijvoeglijk naamwoord (bn)
B
werkwoord (ww)
C
zelfstandig naamwoord (zn)
D
voorzetsel (vz)

Slide 35 - Quizvraag

Wat is het woord in hoofdletters?

De scheidsrechter geeft de lekke bal AAN de verzorger van de Utrechtse club.
A
bijvoeglijk naamwoord (bn)
B
werkwoord (ww)
C
zelfstandig naamwoord (zn)
D
voorzetsel (vz)

Slide 36 - Quizvraag

Wat is het woord in hoofdletters?

De scheidsrechter geeft de lekke bal aan de verzorger van de UTRECHTSE club.
A
bijvoeglijk naamwoord (bn)
B
werkwoord (ww)
C
zelfstandig naamwoord (zn)
D
voorzetsel (vz)

Slide 37 - Quizvraag

werkwoordspelling
tegenwoordige tijd (TT)
verleden tijd (VT)
voltooid deelwoord (VD)

Slide 38 - Tekstslide

Staat de zin in de tegenwoordige tijd (TT) of de verleden tijd (VT):

De kaars brandt de hele avond.
A
tegenwoordige tijd (TT)
B
verleden tijd (VT)

Slide 39 - Quizvraag

Staat de zin in de tegenwoordige tijd (TT) of de verleden tijd (VT):

Hij sliep gisteren bij zijn opa.
A
tegenwoordige tijd (TT)
B
verleden tijd (VT)

Slide 40 - Quizvraag

Staat de zin in de tegenwoordige tijd (TT) of de verleden tijd (VT):

Lachten jullie mij uit?
A
tegenwoordige tijd (TT)
B
verleden tijd (VT)

Slide 41 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in:

De fietsband van Marieke .... (zijn, tt) lek.

Slide 42 - Open vraag

Vul de juiste vorm in:

De boeren ...(hebben, vt) met het mooie paard gefokt.

Slide 43 - Open vraag

Vul de juiste vorm in:

... (houden, tt) jij die stoel bezet voor je vriend?

Slide 44 - Open vraag

Vul de juiste vorm in:

De walvis heeft met zijn staart ... (zwaaien, vd).

Slide 45 - Open vraag

Vul de juiste vorm in:

9. De jongens ... (lachen, tt) om de grap.

Slide 46 - Open vraag


Evaluatie:
  1. Hoe ging deze les?
  2. Hoe ging het ontleden?
  3. Hoe gingen de woordsoorten?
  4. Hoe ging de werkwoordspelling?
  5. Waar wil ik beter in worden bij Nederlands:

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide