VTH 7 Injecteren

VTH Theorie 
Injecteren
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

VTH Theorie 
Injecteren

Slide 1 - Tekstslide

Today/Heute/Vandaag
De student:
  • kent de verschillende vormen van injecteren.
  • beschrijft algemene aandachtspunten bij injecteren.
  • heeft kennis van de materialen die je nodig hebt voor injecteren.
  • kent de toedieningsplaatsen en de verschillende technieken van injecteren.
  • kan enkele complicaties van injecteren bij de zorgvrager benoemen.


Slide 2 - Tekstslide

Wat doen we bij injecterenn?
Inbrengen van een lichaamsvreemde stof nl. een vloeibaar geneesmiddel op voorschrift van een arts d.m.v. een steriele spuit en een steriele holle naald in weefsels

Parenterale toediening

Slide 3 - Tekstslide

Waarom injecteren?

Slide 4 - Woordweb

Doel van injecteren
Waarom injecteren?
- Snellere inwerking door snellere resorptie
- Lokale inwerking
- Als de toediening langs orale weg niet mogelijk is

- Genezend
- Verdovend
- Voorkomend

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Op welke manieren kan je injecteren?

Slide 7 - Open vraag

Verschillende toedieningsvormen

Slide 8 - Tekstslide

timer
1:00
als ik denk aan s.c. injecteren, dan denk ik aan.....

Slide 9 - Woordweb

Subcutane injectie
Een subcutane injectie geef je in het onderhuis vetweefsel, de subcutis.
Opgenomen door bloedvaatjes in het vetweefsel.

Voorbeelden van geneesmiddelen die subcutaan worden gegeven zijn heparine en insuline

Slide 10 - Tekstslide

Subcutane injectie

Slide 11 - Tekstslide

Specifieke aandachtspunten
  • Niet masseren
  • De juiste injectieplaats bepalen
  • Roteren, minimaal 1 cm van vorige injectieplaats verwijderd
  • Hoeveelheid in te kunnen spuiten medicatie beperkt

Slide 12 - Tekstslide

Complicaties
  • Abcesvorming
  • Weefselnecrose
  • Allergische reactie 

Slide 13 - Tekstslide

Injectieplaats bepalen
Voorkeurslocaties voor het geven van een subcutane injectie zijn:

  • de vetkussentjes aan de buitenzijde van de bovenarm;
  • het vet aan de buitenkant van het bovenbeen;
  • het vet op de buik, rondom de navel;
  • de billen 

BBB

Slide 14 - Tekstslide

Je prikt niet in:

  • gebied met oedeem/trombose;
  • verlamde ledematen;
  • ledematen met infuus of shunt;
  • te opereren of geopereerd gebied;
  • ontstoken gebied;
  • wondjes of eczeem;
  • het gebied rond een stoma;
  • de buurt van grote bloedvaten;
  • bestraald gebied.

Slide 15 - Tekstslide

timer
1:00
als ik denk aan I.M. injecteren, dan denk ik aan.....

Slide 16 - Woordweb

Intramusculair injectie
Bij een intramusculaire injectie dien je een geneesmiddel toe in spierweefsel.
Opgenomen via kleine bloedvaatjes in de spier.
De opname verloopt sneller dan bij een subcutane injectie.
Een grotere hoeveelheid kan ingespoten worden.
inbrengen Irriterende stoffen (goud injecties/AB)
2 technieken toepasbaar.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Specifieke aandachtspunten
  • Houd de injectiespuit altijd vast alsof het een pen is. 
  • Je kunt de injectienaald inbrengen tot het einde van de naald
  • De zuiger terugtrekken na het injecteren. 
  • Medicijnen langzaam injecteren
  • prikplek wisselen maar niet de lokatie/spier

Slide 19 - Tekstslide

Complicaties
  • Hematoomvorming.
  • Aanprikken van een bloedvat. 
  • Aanprikken van de grote beenzenuw (nervus ischiadicus).

Slide 20 - Tekstslide

Injectieplaats bepalen
Intramusculaire injecties moet je toedienen in een spier met voldoende spiermassa:

  • de bovenarmspier (musculus deltoideus)
  • de bilspier (musculus gluteus maximus)
  • de bovenbeenspier (musculus rectus femoris)

Slide 21 - Tekstslide

Je prikt niet in:

  • gebied met oedeem/trombose;
  • verlamde ledematen;
  • ledematen met infuus of shunt;
  • te opereren of geopereerd gebied;
  • ontstoken gebied;
  • wondjes of eczeem;
  • het gebied rond een stoma;
  • de buurt van grote bloedvaten;
  • bestraald gebied.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

1

Slide 24 - Video

Slide 25 - Video

bij welke injectie kan je 45 en 90 graden injecteren
A
intramusculair
B
subcutaan
C
intraveneuze
D
insuline injecteren

Slide 26 - Quizvraag

Bij subcutaan injecteren, dan injecteer je ...
A
In de spier
B
in de huid
C
in een ader
D
in het onderhuidsweefsel

Slide 27 - Quizvraag

Op welke plaatsen mag je intamusculair injecteren?
A
buik, bovenbeen en bil
B
bovenarm, bil en buik
C
bovenarm, bilspier, bovenbeen
D
onderarm, bilspier en bovenbeen

Slide 28 - Quizvraag

Waarvoor dient de rangeertechniek bij het i.m. injecteren?
A
niet terugvloeien medicatie
B
minder beschadiging aan huid
C
niet lekken van bloed
D
rangeertechniek gebruik je bij s.c. injectie

Slide 29 - Quizvraag

waar prik je met IM injecteren?
A
ader
B
bot
C
huid
D
spier

Slide 30 - Quizvraag

waar gebruik je dit voor?
A
Intramusculair injecteren
B
subcutaan injecteren
C
een katheterzak
D
Inco-matriaal

Slide 31 - Quizvraag

Is injecteren een risicovolle of een voorbehouden handeling?
A
Risicovol
B
Voorbehouden
C
geen van beide

Slide 32 - Quizvraag

Welke bloedglucose waarde is normaal
A
Tussen 2 en 5
B
Tussen 4 en 8
C
Tussen 3 en 6
D
Tussen 4 en 6

Slide 33 - Quizvraag

Wanneer moet je de huid desinfecteren?
A
altijd
B
alleen bij verminderde weerstand
C
alleen na het injecteren
D
nooit

Slide 34 - Quizvraag

Waar injecteer je de insuline
A
In de spier
B
Onderhuids bindweefsel
C
Intracutaan
D
Intraveneus

Slide 35 - Quizvraag

Waar kan je insuline spuiten?
A
Buik
B
Boven been
C
Bil
D
Alle antwoorden

Slide 36 - Quizvraag

Welke techniek kun je het best toepassen wanneer je een subcutane injectie moet toedienen aan een oudere, magere zorgvrager?
A
Rangeertechniek
B
Huidplooitechniek
C
Loodrechttechniek

Slide 37 - Quizvraag

Wat te doen bij prikaccident? 
  • Prikaccidentprotocol hanteren
  • Laat de wond goed doorbloeden en uitspoelen onder de kraan
  • Desinfecteren
  • Aard accident beoordelen of er een risico bestaat op infectie (hygiënist, bedrijfsarts)

Slide 38 - Tekstslide

Zijn er nog vragen?

Slide 39 - Tekstslide