Oefentoets H8 K3

Wisk Kader3 H8


"Getallen"

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Wisk Kader3 H8


"Getallen"

Slide 1 - Tekstslide

H8
- Grote getallen
- Wetenschappelijke notatie
- Eenheden snelheid
- Eenheden tijd
- Verhoudingen

Slide 2 - Tekstslide

Grote getallen

 * Duizend - Miljoen - Miljard - Biljoen
 * Afronden: Bij geld 2 decimalen 
                      : Overige 1 decimaal

* Eenheden van informatie:

x 1000 of : 1000

1 KB is het grootst
1 PB is het kleinst

Slide 3 - Tekstslide

0

Slide 4 - Video

Slide 5 - Tekstslide

Wetenschappelijke notatie
* Manier om grote óf kleine getallen kort op te schrijven.
* Rekenen met 'machten' van 10
( 10 tot de macht 5 = 10 x 10 x 10 x 10 x 10 = 100 000)
* Wetenschappelijke notatie  van het getal 635 000 000 = 6,35 x 10 ^ 8   
de komma gaat dus 8 getallen naar achteren
                                                          of
* Wetenschappelijke notatie van het getal 0,000 000 000 016 = 1,6 x 10^-11
de komma gaat dus 11 getallen naar voren.

Slide 6 - Tekstslide

Eenheden van tijd
* Millennium - eeuw - jaar - kwartaal - week - dag - uur - minuut
* Aantal dagen in een maand.
* Schrikkeljaar ( als het jaartal deelbaar is door 4).

Slide 7 - Tekstslide

Eenheden van snelheid
* Omrekenen van Meters - Kilometers en van secondes - uren.
* KM/ uur = Kilometer per uur   --> kilometers gedeeld door uren
* m / s = Meter per seconde --> meters gedeeld door seconden

Slide 8 - Tekstslide

Oefenen
Een auto rijdt met een snelheid van 85 km/uur. Hoeveel m/sec is dat?

Slide 9 - Tekstslide

Verhoudingen
* Maak altijd een tabel! Kost iets meer tijd maar voorkomt fouten.
* Gebruik/ teken de boogjes!!
* Doe boven en onder altijd het zelfde.

Slide 10 - Tekstslide

Kennen/kunnen voor je toets:
- Geschreven getallen omzetten in cijfers 
- Cijfers omzetten in geschreven getallen (100 = honderd)
- Eenheden van informatie om kunnen rekenen
(Tip schrijf het schema meteen boven aan je toetsblad)
- Rekenen met de wetenschappelijke notatie
- Uren en minuten omzetten naar minuten ( 01:25:30 = 1 uur en 25 min = 85 minuten).
- Eenheden van snelheid kunnen omzetten m/s naar KM/u en KM/u naar m/s
- Rekenen/ maken van verhoudingstabellen.

Slide 11 - Tekstslide

Vragen om te oefenen

Slide 12 - Tekstslide

130 km/u=
A
36,1 m/s
B
468 m/s

Slide 13 - Quizvraag

14 m/s=
A
3,9 km/u
B
50,4 km/u

Slide 14 - Quizvraag

128 uur = ......... dagen en ...........uren

Slide 15 - Open vraag

125 minuten = .....uur en .... minuten

Slide 16 - Open vraag

13,9 uur = ...... uur en ..........minuten

Slide 17 - Open vraag

536 sec. = ......... minuten en ....... sec.

Slide 18 - Open vraag

Max Verstappen rijdt in 1 uur en 48 minuten een afstand van 320 km.
Wat is zijn snelheid in km/u?

Slide 19 - Open vraag

Grote en kleine getallen en de wetenschappelijke notatie

Slide 20 - Tekstslide

Grote getallen
Duizend     1 000
Miljoen       1 000 000    
Miljard        1 000 000 000
Biljoen        1 000 000 000 000
Biljard         1 000 000 000 000 000 
103
106
109
1012
1015
getallen met meer dan 3 cijfers schrijf je in groepjes van 3, je begint met de groepjes vanaf de achterkant
!

Slide 21 - Tekstslide

Kleine getallen
Duizendste    0,001
Miljoenste      0,000 001
Miljardste       0,000 000 001

103
106
109
bij getallen met meer dan 3 cijfers achter de komma, schrijf je de getallen achter de komma in groepjes van 3. je begint met de groepjes vanaf de komma
!

Slide 22 - Tekstslide

Grote getallen in de wetenschappelijke notatie

1 duizend = 1000 =
1760 = 1,76 x 1000 =
 13 245 864 = 1,32 x 10 000 000 =
 


1,0103
1,76103
1,32107
dus altijd 1 getal voor de komma en meestal 2 achter de komma
!

Slide 23 - Tekstslide

1,3x10⁶ =

Slide 24 - Open vraag

4,5x10⁹ =

Slide 25 - Open vraag

7,8x10⁻⁷=

Slide 26 - Open vraag

2.300.000.000 =

Wetenschappelijke notatie
A
2,3x10^8
B
23x10^8
C
2,3x10^9
D
2,3x10^10

Slide 27 - Quizvraag

8.6 verhoudingen.

Slide 28 - Tekstslide

Anneke maakt aardbeienlimonade. Op de fles staat 2 delen siroop aanleggen met 9 delen water.
a) Wat is de verhouding siroop op water?
b) Welke breuken horen bij die verhouding?
c) Anneke  maakt 500 ml aardbeienlimonade. Hoeveel milliliter siroop en hoeveel milliliter water heeft zij daarvoor nodig?
d) hoeveel procent van de limonade is siroop?

Slide 29 - Tekstslide

a) Wat is de verhouding siroop op water?

Slide 30 - Open vraag

b) Welke breuken horen bij die verhouding? (noteer als 1/3)

Slide 31 - Open vraag

Ad maakt 500 ml aardbeienlimonade, hoeveel ml siroop en hoeveel ml water heeft hij nodig?

Slide 32 - Open vraag

d) hoeveel procent van de limonade is siroop? (rond af op 1 decimaal!)

Slide 33 - Open vraag