Sp3 Cap3

1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansHBOStudiejaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Idea para practicar verbos

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Link

Verbuga

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¿Qué diferencia hay...
  • entre una camisa y una camiseta?
  • entre una blusa y una camisa?
  • Entre unos vaqueros y unos jeans?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

camisa
Del lat. tardío camisia, voz de or. celta.
1. f. Prenda de vestir de tela que cubre el torso, abotonada por delante, generalmente con cuello y mangas.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

camiseta
De camisa y -eta.
1. f. Prenda interior que cubre el tronco, generalmente sin cuello.


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

blusa
Del fr. blouse.
1. f. Prenda abierta de tela fina, similar a la camisa, que usan las mujeres y los niños, y que cubre la parte superior del cuerpo.



Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vaqueros
2. adj. Dicho de un tipo de tela de algodón: Resistente y, generalmente, de color azul, semejante a la usada en la ropa de los vaqueros del lejano Oeste.
5. m. pantalón vaquero. U. m. en pl. con el mismo significado que en sing.



Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

jean
Del ingl. jeans.
1. m. pantalón vaquero. U. m. en pl. con el mismo significado que en sing.




Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

jean
Del ingl. jeans.
1. m. pantalón vaquero. U. m. en pl. con el mismo significado que en sing.




Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

PREGUNTAS
  • ¿De qué color son las bufandas?
  • ¿Cuánto cuesta el reloj?
    (€ 250)
  • ¿Qué es más caro en las fotos?
  • ¿De qué color es el bolso?
  • ¿Qué producto en la foto tiene la marca Clinique?
  • ¿Qué es más caro, un perfume o una loción?
  • ¿De qué color son los guantes?
  • ¿Qué productos son accesorios?
  • ¿Qué objeto no está en las fotos?

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 (prenda de ropa)
quiere su  (prenda de ropa)
color y material  (prenda de ropa)
número de talla / S-M-L
lugar
precio

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Escuchamos un diálogo: 
¿qué dicen?

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1
2
3
4
5

Slide 21 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Respuestas
  1. En el centro, delante de Bijenkorf.
  2. No, acaba de llegar.
  3. 20 euros por persona.
  4. Joyería.
  5. Los colores del otoño: rojo, marrón, amarillo, verde.
  6. Diez euros.
  7. Guantes rojos, una bufanda marrón y un libro (romántico).

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pronombre personal
Es la palabra que usamos en lugar de un nombre.
Pedro = él

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  1. ¿ LO quieres para tu novia?
  2. No, ella no LAS quiere.
  3.  LOS prefiero.
  4. Pues yo LAS compro.
  5. Vale, LOS pagamos.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Preparativos para
una fiesta de cumpleaños

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  1. Mi tía las compra
  2. Elena lo compra
  3. Mis amigos las compran
  4. Luis la compra

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  1. La compro a las nueve y cinco.
  2. Lo compro a las once y media.
  3. Lo compro a las cuatro y cuarto.
  4. Los compro a las cinco y cuarto.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¿Cuándo es tu cumpleaños?

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hablamos en grupos:TEAMS
Usamos pronombres (lo compro, la ... , los ..., las ...)

3c2 > Para la fiesta: ¿Quién compra (3 productos, 3 personas)? 
3c3 > Para la fiesta: ¿A qué hora (3 actividades, 3 horas)?
3c4 > ¿Cuándo es tu cumpleaños? / ¿Cuántos años cumples?
2: comprara la calidad de dos productos que tú compras:
¿qué producto compras? - Suelo comprar X de la marca Y. No compro la marca Z porque es (más/menos) cara. 

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies