Herhaling H12 tm 14 BOA

Herhaling H11 tm 14 BOA
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BOAMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Herhaling H11 tm 14 BOA

Slide 1 - Tekstslide

                  BOA

HOOFDSTUK 12
DWANGMIDDELEN LICHAMELIJKE INTEGRITEIT

Slide 2 - Tekstslide

Log in en laat even weten...
Hoe zit je er bij?

Slide 3 - Poll

Slide 4 - Link

12.2 Fouillering
  1. Onaantastbaarheid van het lichaam. maar zegt ook;
  2. Dat de wet inbreuk mag maken op dit grondrecht.
  • Fouillering is een voorbeeld van inbreuk. 
  • Veel verschillende fouilleringen.
  • Dit hoofdstuk hebben we het over;
  1. → strafvorderlijke fouillering en; 
  2. → fouillering ter vaststelling van de identiteit. 

Slide 5 - Tekstslide

 Fouillering in het kader van waarheidsvinding.
Wettelijke basis; 
Andere benamingen;
  • Strafvordelijke fouillering, 
  • Opsporingsfouillering of 
  • Fouillering ter IBN.
Doel = waarheidsvinding.
Gericht op;
- IBN vatbare zaken.
- oz aan lichaam aanwezigheid tatoeages/verwondingen
Voorwaarden van het onderzoek aan kleding, aan of in lichaam;
1. Aangehouden verdachte EN;
2. Ernstige bezwaren tegen deze VE
Aan beide voorwaarden moet worden voldaan.
Verschillende onderzoeken;
- Aan de kleding-OA
- Aan het lichaam-(H)OvJ
- In het lichaam-OvJ

Slide 6 - Tekstslide

"Ernstige bezwaren"
Meer dan een redelijk vermoeden van schuld → M.a.w. Er is sprake van een grote mate van waarschijnlijkheid dat de VE schuldig is.

Slide 7 - Tekstslide

Verschillende onderzoeken

Slide 8 - Tekstslide

Het inwendig manueel schouwen van de holten van het bovenlichaam hoeft niet door een arts te worden gedaan?
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Het uitwendig schouwen van de holten van het onderlichaam bij een man moet door een mannelijke opsporingsambtenaar worden gedaan op bevel van een officier van justitie.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Fouillering vaststelling ID
Doel = vaststellen ID (alleen bij noodzaak = twijfel juistheid)

Voorwaarden: Staande gehouden of aangehouden verdachte  + Noodzaak
Eerst vragen ID en inzage vorderen + twijfel juistheid verstrekte ID-gegevens
Wat:
Kleding + zaken bij of met zich gevoerd (jasje, tasje, dashboardkastje)
Wie:
De 141 + aangewezen categorie ambtenaren
= de 142 met deze bevoegdheid op de akte (gekoppeld aan art. 7 lid 1 + 3 Pw op akte)
Niet in het openbaar tenzij noodzakelijk (PV van opmaken)



Slide 11 - Tekstslide

Schema fouillering

Slide 12 - Tekstslide

HOOFDSTUK 13

DWANGMIDDELEN TEGEN VOORWERPEN

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Inbeslagneming (IBSN)
Art 134 WvSv.: 
Het onder zich nemen of gaan houden van een voorwerp t.b.v. strafvordering
Jurisprudentie HR.:
vrije beschikking voorwerp bij de ander opgeheven en  het voorwerp onder de macht van de ambtenaar is
IBSN = een daad 
de mededeling = onvoldoende
‘Veiligstellen voor onderzoek’ ? = ook inbeslagneming



Slide 15 - Tekstslide

Wanneer is een voorwerp vatbaar?
Een voorwerp is vatbaar als er een
vermoeden bestaat dat er een strafbaar feit is of wordt gepleegd en
er een verband is te leggen tussen dit voorwerp en het strafbare feit.

Slide 16 - Tekstslide

Vatbaar ( art. 94 WvSv)
1. Waarheid aan de dag:
     om te bewijzen dat een verdachte het strafbare feit heeft gepleegd.
     2. Wederrechtelijk verkregen voordeel aantonen:
     goederen (of andere voordelen) die gekocht zijn met 'zwart' (crimineel) geld.
    3. Verbeurdverklaring:
     een voorwerp dat door de verdachte gebruikt is om het strafbare feit te plegen, bv een auto. Verbeurdverklaring is bijkomende straf. In meeste gevallen word het goed dan verkocht.
    4. Onttrekking aan het verkeer:
     een maatregel die de rechter kan uitspreken als het bezit van een voorwerp in strijd is met de wet of het algemeen belang, zoals wapens of drugs. Worden meestal vernietigd.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

2 vragen bij IBSN
1. Is het voorwerp VATBAAAR voor inbeslagname

2. Ben ik BEVOEGD tot inbeslagname

Slide 19 - Tekstslide

BEVOEGDHEID
WIE MOGEN INBESLAGNEMEN?
1. Opsporingsambtenaar ( A.O en BOA)
2.Moet om een verdachte gaan 
3. Staande/aangehouden VD (heterdaad/buiten heterdaad)
4. Voorwerp moet vatbaar zijn voor ibsn
5. De VD moet het voorwerp met zich meevoeren (kan ook in de auto)

Slide 20 - Tekstslide

Een burger mag nooit iets in beslag nemen!
Geschiedt de aanhouding door een ander dan een opsporingsambtenaar, dan
levert deze de aangehoudene onverwijld aan een opsporingsambtenaar over,
onder afgifte aan deze van bij de verdachte aangetroffen voorwerpen.

Slide 21 - Tekstslide

In beslag nemen en plaatsen betreden
De opsporingsambtenaar is bevoegd tot het in beslag nemen van vatbare voorwerpen en daartoe alle plaatsen te betreden
*Geen verdachte nodig
Wel heterdaadsituatie
Of anders een verdenking van een VH-feit 67-1
Alle plaatsen = ook de woning (toestemming of machtiging)
Betreden = zoekend rondkijken en niet doorzoeken
Bevoegd te bevriezen in afwachting RC/ OvJ
= Ordemaatregelen ter ‘bescherming’ vatbare zaken
= Kunnen de vrijheid van personen beperken




Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

 Doorzoeken vervoermiddelen

Slide 26 - Tekstslide

Uitlevering voorwerpen bevelen ter inbeslagneming
Uitsluitend bij VH-feiten
Het bevel:
Gericht aan de vermoedelijke houder
Mondeling (in PV) of schriftelijk
Bij weigering = bevriezen en later doorzoeken
De houder pleegt bij weigering het misdrijf art. 184 WvSr.
Mag niet aan de verdachte worden gegeven
Aan dit bevel hoeven niet te voldoen:
verschoningsgerechtigden (familie) en geheimhouders
persoon die door uitlevering zelf verdachte wordt
De verdachte mag wel verzocht worden uit te leveren




Slide 27 - Tekstslide

Afhandeling inbeslaggenomen voorwerpen
Na het in beslag nemen:
  • Zoveel mogelijk - bewijs van ontvangst
  • Altijd KvI - t.b.v. afhandeling voorwerp
  • Afhandeling voorwerpen (geen strafvorderlijk belang meer)
  • Teruggave aan degene bij wie in beslag genomen is
  • Voormalige bezitter (beslagene) = vermoed rechthebbende te zijn van een goed totdat het tegendeel is aangetoond
  • Afstandsverklaring = schriftelijk t.o.v. (B)OA of RC
  • Na afstand = HulpOvJ of OM beslissen:
naar redelijkerwijs rechthebbende persoon
bewaren door een aangewezen bewaarder



Slide 28 - Tekstslide

Wanneer is een voorwerp vatbaar voor inbeslagname?
A
Om de waarheid aan de dag te kunnen brengen
B
Om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te kunnen tonen
C
Om onttrokken te kunnen worden aan het verkeer
D
Om verbeurd te kunnen worden verklaard

Slide 29 - Quizvraag

Je krijgt een melding van een inbraak in een woning. Ter plaatse vindt je een koevoet die waarschijnlijk door de dader(s) is gebruikt om de deur open te breken. Op grond waarvan is de koevoet vatbaar voor inbeslagname?
A
Wederrechtelijk verkregen voordeel
B
Waarheid aan de dag brengen
C
Verbeurd verklaren
D
Onttrekken aan het verkeer

Slide 30 - Quizvraag

Tijdens een dienst betrap je op heterdaad een drugsdealer. Je neemt zijn 3 mobiele telefoons en zijn drugs in beslag. Op grond waarvan zijn deze vatbaar?
A
Drugs = wederrechtelijk verkregen voordeel. Telefoons = waarheidsvinding
B
Drugs = waarheidsvinding. Telefoons = onttrekking uit het verkeer.
C
Drugs = verbeurd verklaring. Telefoons = wederrechtelijk verkregen voordeel
D
Drugs = onttrekking uit het verkeer. Telefoons = waarheidsvinding

Slide 31 - Quizvraag

Wat zijn 'ernstige bezwaren'?
A
Dat je het zeker weet (op heterdaad)
B
Méér dan een redelijk vermoeden
C
Hetzelfde als een redelijk vermoeden
D
Dat iets misschien zo is

Slide 32 - Quizvraag

De bewoner van een woning kan gedwongen worden in bv de woonkamer te blijven terwijl de opsporingsambtenaar wacht op de RC.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 33 - Quizvraag

Tijdens een verkeerscontrole, zie je in de asbak van de auto die je controleert een joint liggen. Mag je nu de auto doorzoeken?
A
Ja
B
Nee

Slide 34 - Quizvraag

Een verdachte is voor de 3e keer gepakt voor het rijden onder invloed van drugs. Wat voor bijkomende straf kan een rechter opleggen?
A
Na de waarheidsvinding wordt de auto vernietigd
B
Auto wordt onttrokken uit het verkeer
C
Verbeurdverklaring van de auto

Slide 35 - Quizvraag

Bij wie kan een voorwerp in beslag worden genomen?
A
Alleen bij een staande gehouden verdachte
B
Bij een verdachte
C
Alleen bij een aangehouden verdachte
D
Bij een ieder

Slide 36 - Quizvraag

Maakt het nog uit of diegene de eigenaar, bezitter of houder is?
A
Ja dat maakt zeker uit
B
nee dat maakt niets uit

Slide 37 - Quizvraag

Mag de opsporingsambtenaar elke plaats betreden om vatbare voorwerpen in beslag te nemen?
A
JA
B
Nee

Slide 38 - Quizvraag

JE TOEKOMST VERANDERT MET ELKE KEUZE DIE JE VANDAAG MAAKT

Slide 39 - Tekstslide