5.2 en 5.3
1 / 30
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Link
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Welke begrip past bij het Nederland van vóór 1850?
A
Vergrijzing
B
Verzorgingsstaat
C
Sociale wetten
D
Nachtwakerstaat
Slide 16 - Quizvraag
Ontgroening en vergrijzing hebben gevolgen voor de verzorgingsstaat.
I. Door ontgroening en vergrijzing neemt de solidariteit tussen generaties toe.
II. Door de vergrijzing ontstaat er ook werkgelegenheid, bijvoorbeeld in de zorg.
III. Door de naderende ontgroening moet de verzorgingsstaat het uitgangspunt van het kostwinnerschap loslaten.
I. Door ontgroening en vergrijzing neemt de solidariteit tussen generaties toe.
II. Door de vergrijzing ontstaat er ook werkgelegenheid, bijvoorbeeld in de zorg.
III. Door de naderende ontgroening moet de verzorgingsstaat het uitgangspunt van het kostwinnerschap loslaten.
A
I is juist, II en III zijn niet juist.
B
I en II zijn juist, III is niet juist.
C
I is niet juist, II en III zijn juist.
D
I en III zijn niet juist, II is juist.
Slide 17 - Quizvraag
Welk voorbeeld past goed bij de participatiesamenleving?
A
Mensen moeten hard en lang werken in fabrieken en mijnen
B
Als je in de bijstand komt, krijg je meer dan genoeg geld om van rond te komen
C
Iedereen moet voor zichzelf zijn eigen AOW betalen
D
Bij je oma langsgaan om boodschappen voor haar deur te zetten
