Grammar 6: modals with negations

• Engels
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

Grammar 6: Modals with Negations

Hulpwerkwoorden met een ontkenning.

Today's plan

• Check homework: Theme 2: 40 / 42
• Explanation grammar 6 modals & negations
• Quiz
• Homework: ex 50 / 51 / 52
• Preparation test Theme 2, Slim Stampen: Grammar 5a + 5b

Today's goal

You can use can, could, be able to, must, should and have to in a sentence with a negation.

Modals

De hulpwerkwoorden die je kent zijn:
can / could = kunnen/zou kunnen
should = moeten
have to/has to = moeten
must = moeten

Hierna volgt altijd het hele werkwoord.

Can

Gebruik: 
- verzoek indienen
- geven en vragen om toestemming
- praten over mogelijkheden en vaardigheden. 

Hierna volgt het hele ww.

Can you pass the salt? > verzoek

If he's not feeling well, he can take the day off. > toestemming geven

These days, phones can do anything. > mogelijkheid

Could

Verleden tijd van can. 

Gebruik:
- Kun je gebruiken in een nette/formele vraag.
- Praten over de mogelijkheid van iets dat zal gaan gebeuren in de toekomst.

I could already count when I was to years old. > verleden tijd

Could you repeat that, please? > formele vraag

By the year 2050, our planet could look quite different. > toekomst

To be able to

Hoe gebruik je het ww?
am/are/is + able to + hele ww

Gebruik:
- praten over de mogelijkheden en vaardigheden 

van een persoon.

Luckily, I was able to help.

I am not able to walk, because my leg is in a cast.

Should/Must

Vertaling must = moeten
Must gebruik als de spreker zelf vindt dat iets moet.
I must visit Rome one day.

Vertaling should = moeten/zou moeten
Gebruik je als advies dat iets zou moeten. 
You should study for your English test.

Have to/ has to

Vertaling = moeten

Gebruik: als de verplichting dat iets 

gedaan moet worden van iemand anders 

moet dan de spreker, 

bv van een dokter/leraar/ouder/de wet.

I have to take my medicine.

Negations

Negation = ontkenning.

Je voegt het woord 'not' toe, maar hoe je doe je dat met een hulpww?

Hierna een overzicht van alle hulpwerkwoorden in ontkennende zinnen.

Negations

Can > can't / cannot
Could > couldn't / could not

Must > mustn't / must not
Should > shouldn't / should not

I am able to > I am not able to

She was able to > She wasn't able to

I have to > I do not have to

She has to > She does not have to

I ....... swim very fast, so I went slower.

1. should
2. have to
3. couldn't
4. must

....... I use the bathroom please?

1. Should
2. Can
3. Must
4. Could

It ....... be forbidden!

1. can
2. should
3. is allowed to
4. could

You ....... (to be able to) do this every day, are you?

My brother ...... (to have to - not) follow the rules. (gebruik geen verkorting)

Maak de ontkenning:
You ______(should) be alone at this hour. (gebruik geen verkorting)

Maak de ontkenning:
I ______ (must) eat this much candy. (gebruik geen verkorting)

Maak de ontkenning:
I ______ (to be able to) walk that far.

Maak de ontkenning:
He ______ (to have to) go yet.

Maak de ontkenning:
He ______ (to be able to) run that fast.

Maak de ontkenning:
They ______ (to have to) clean that up. (gebruik geen verkorting)

Leerdoel behaald?
Ik kan een ontkenning vormen met hulpww.

1. Almost
2. I need to practise some more.
3. Yes!

Today's plan

Slim Stampen

Vergeet niet de studiewijzer te bekijken voor:

- extra uitleg

- meer oefen materiaal

- meer uitdaging