Kijken en luisteren: open vragen

Kijken en luisteren
Informatie geven over een onderwerp
door vragen te  beantwoorden
die beginnen met een vraagwoord:
wie, wat, waar, wanneer, waarom,
hoe, hoeveel, hoelang.
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Kijken en luisteren
Informatie geven over een onderwerp
door vragen te  beantwoorden
die beginnen met een vraagwoord:
wie, wat, waar, wanneer, waarom,
hoe, hoeveel, hoelang.

Slide 1 - Tekstslide

Programma
1)    Luisteren naar de uitleg.
2)    Oefeningen maken
3)    Terugkijken naar de doelen.

Slide 2 - Tekstslide

Doel
Je kunt informatie geven over een onderwerp door vragen te beantwoorden die beginnen met een vraagwoord:
wie, wat, waar, wanneer, waarom, 
hoe, hoeveel, hoelang.

Slide 3 - Tekstslide

Uitleg
wie

wat
de persoon
de groep personen
het dier - de plant 
het ding
waarom
de reden
de oorzaak
wat
de situatie
het probleem
hoe
de manier
waar
de plaats
hoeveel
het aantal
wanneer
het tijdstip
hoelang
de tijdsduur

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Link

Wie is dit?

Slide 6 - Tekstslide

Dit is koningin Elizabeth

Slide 7 - Tekstslide

Waar heeft zij gewoond?

Slide 8 - Tekstslide

Zij heeft in het Verenigd Koninkrijk gewoond.

Slide 9 - Tekstslide

Wat is er gebeurd?

Slide 10 - Tekstslide

Zij is overleden. Zij is gestorven.

Slide 11 - Tekstslide

Wanneer is zij overleden?

Slide 12 - Tekstslide

Zij is donderdag 8 september 2022 overleden.

Slide 13 - Tekstslide

Hoe oud is ze geworden?

Slide 14 - Tekstslide

Ze is 96 jaar geworden.

Slide 15 - Tekstslide

Hoelang is ze koningin geweest?

Slide 16 - Tekstslide

Ze is 71 jaar koningin geweest.

Slide 17 - Tekstslide

Vragen?
Heb je nog vragen?

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht
1) Noem acht vraagwoorden.
2) Noem de betekenis van elk vraagwoord.

Denk hier een halve minuut in stilte over na.
Bespreek de antwoorden met de leerling naast je.
De ene leerling noemt de vraagwoorden.
De andere leerling noemt de betekenis.

Slide 19 - Tekstslide

Ik kan vraagwoorden noemen.
A
Ik kan één of twee vraagwoorden noemen.
B
Ik kan drie of vier vraagwoorden noemen.
C
Ik kan vijf of zes vraagwoorden noemen.
D
Ik kan zeven of acht vraagwoorden noemen.

Slide 20 - Quizvraag

Ik kan van een vraagwoord de betekenis noemen.
A
Ik kan van één of twee vraagwoorden de betekenis noemen.
B
Ik kan van drie of vier vraagwoorden de betekenis noemen.
C
Ik kan van vijf of zes vraagwoorden de betekenis noemen.
D
Ik kan van zeven of acht vraagwoorden de betekenis noemen.

Slide 21 - Quizvraag

Ik kan vragen over een onderwerp uit het Jeugdjournaal beantwoorden.
A
Ik kan het een beetje. Ik heb nog hulp nodig.
B
Ik kan het goed.

Slide 22 - Quizvraag

Ik kan goede zinnen maken.
A
Ik kan het een beetje. Ik heb nog hulp nodig.
B
Ik kan het goed.

Slide 23 - Quizvraag

Ik kan een presentatie houden over een onderwerp uit het Jeugdjournaal.
A
Ik kan het een beetje. Ik heb nog hulp nodig.
B
Ik kan het goed.

Slide 24 - Quizvraag

Ik praat hard genoeg.
A
Ja, ik praat hard genoeg.
B
Nee, ik moet harder praten.

Slide 25 - Quizvraag

Ik praat rustig.
A
Ja, ik praat rustig.
B
Nee, ik moet langzamer praten.

Slide 26 - Quizvraag

Ik praat duidelijk.
A
Ja, ik praat duidelijk.
B
Nee, ik moet duidelijker praten.

Slide 27 - Quizvraag