Linking words

Relative pronouns
Relative pronoun (betrekkelijk voornaamwoord) verwijst naar:
that
who
whose
which
where
persoon, dier, ding
persoon
bezit
dier, ding
plaats
Tussen twee komma's gebruik je nooit 'that'
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2,3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Relative pronouns
Relative pronoun (betrekkelijk voornaamwoord) verwijst naar:
that
who
whose
which
where
persoon, dier, ding
persoon
bezit
dier, ding
plaats
Tussen twee komma's gebruik je nooit 'that'

Slide 1 - Tekstslide

Relative pronouns
  • Link naar een woord dat eerder genoemd is
  • Linkt twee delen van een zin

Martin played Tennis with Sophie, who was slightly injured.





relative pronoun
Noa sold her phone, which was old and damaged.
relative pronoun

Slide 2 - Tekstslide

Welke relative pronouns horen bij personen?
A
who, whose and that
B
who and which
C
which and whom
D
where and who

Slide 3 - Quizvraag

Linking words

Slide 4 - Tekstslide

Linking words (signaalwoorden)helpen je om een tekst/zin te begrijpen
Linking words helpen je om goede Engelse zinnen te schrijven
Linking words zijn dus belangrijk!!


Slide 5 - Tekstslide

Linking words
zijn woorden die twee zinnen of zinsdelen met elkaar verbinden

example
I am going home. I am going to eat pizza.
I am going home and I am going to eat pizza.

Slide 6 - Tekstslide

Verschillende soorten
toevoeging: and, also, too
tegenstelling: but, however, although
oorzaak/gevolg: because, since, so
voorbeelden geven: such as, for example
opsomming: first, second, next, and, also
verduidelijken: clearly, obviously, in fact

Slide 7 - Tekstslide

He has a big car and he likes to drive around a lot
A
reden
B
opsomming
C
resultaat
D
tegengestelde

Slide 8 - Quizvraag

He was tired and as a result he fell asleep on the couch
A
opsommend
B
samenvattend
C
resultaat

Slide 9 - Quizvraag

Since he was tired, he fell asleep on the couch
A
opsommend
B
samenvattend
C
reden
D
tegengesteld

Slide 10 - Quizvraag

Due to bad weather the match is postponed
A
opsommend
B
samenvattend
C
reden
D
tegengesteld

Slide 11 - Quizvraag

In short, he is very good at English
A
opsommend
B
samenvattend
C
resultaat
D
tegengesteld

Slide 12 - Quizvraag

I like football as well as volleyball
A
opsomming
B
reden
C
resultaat
D
tegengestelde

Slide 13 - Quizvraag

He bought a new car despite the loss of his job last month
A
reden
B
opsomming
C
resultaat
D
tegengestelde

Slide 14 - Quizvraag

He was home too late although he had promised to be home early
A
reden
B
opsomming
C
resultaat
D
tegengestelde

Slide 15 - Quizvraag

Oefen nu met opdrachten 3 + 4 
(blz. 63) in je boek.

Ben je klaar, maak dan ook opdrachten 1 + 2.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide