1. Je spreekt tijdens de les bepaalde delen in de doeltaal.
2.Je kent de woordjes/'Chunks 'begroeten en afspraak maken, tijden, dagen van de week en cijfers' D-N uit je hoofd.
3. Je hebt de opdrachten in taalblokken gemaakt.
4. Je hebt vier zinnen geschreven over je beroep en opleiding en dit voorgelezen.