2. Christendom

Les 2. Christendom
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
LevensbeschouwingMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Les 2. Christendom

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Na deze les...
  • kun je het ontstaan van het Christendom beschrijven.
  • kun je de verschillende vragen op het schema invullen

Slide 2 - Tekstslide

Het kruis symboliseert lijden, verzoening en verlossing. Het kruis heeft in de loop der eeuwen vele toepassingen en verschijningsvormen gehad. Zo werd het kruis al vroeg als symbool afgebeeld op christelijke en dagelijkse gebruiksvoorwerpen. Vroege voorstellingen van Jezus tonen hem met een aureool met daarin een kruis (nimbuskruis).

Symbool van het christendom In het christendom symboliseert het kruis vooral de overwinning van Jezus over de dood, omdat hij na drie dagen verrees uit het graf. Christenen geloven dat Christus door te sterven aan het kruis Gods straf voor de zonden van de mensen op zich genomen heeft en daardoor de weg naar de hemel geëffend heeft.

Het ichthusteken stelt een vis voor. De vis staat in verband met de doop in het water, maar ook met de wonderbare visvangst.
Onder invloed van het ondergrondse karakter van het vroege christendom, een gevolg van de christenvervolgingen door de Romeinse staat, ontstonden symbolen die door niet-christenen op het eerste gezicht niet als christelijk konden worden herkend. Binnen de eigen kring was de betekenis wel bekend en de symbolen werden dan ook gebruikt om erachter te komen of iemand (ook) christen was. Dus de beginletters van Jezus Christus, Gods Zoon en Redder vormen in het Grieks het woord ICHTHUS = VIS.
Zo konden de eerste christenen dit symbool als geheim teken gebruiken. In de catacomben in Rome, waar de vervolgde christenen een schuilplaats hadden, heeft men dit teken meerdere keren ontdekt. Tegenwoordig is de vis vaak te zien op auto's en zelfs als tatoeage. Men wil daarmee aangeven dat men christen is.
Voorkennis
Er  volgen eerst een paar voorkennisvragen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Monotheïsme betekent:
A
Dat je gelooft dat er meerdere goden bestaan
B
Dat je gelooft dat er maar één god bestaat
C
Dat je niet gelooft in het bestaan van god(en)
D
Dat je twijfelt aan het bestaan van god(en)

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de oudste godsdienst?
A
Christendom
B
Jodendom

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke keizer verhief het christendom in het jaar 380 tot staatsgodsdienst?
A
Maxentius
B
Constantijn de Grote
C
Theodosius
D
Caesar

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welk land is het Christendom begonnen?
A
Israel
B
Judea
C
Italie
D
Geen van de genoemde landen is juist

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar woont de paus?
A
Rome
B
Madrid
C
Vaticaanstad
D
San Marino

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe komt het dat vooral arme mensen christen werden?
A
De christenen zorgden ervoor dat arme mensen omgekocht werden. Als zij christen zouden worden, kregen ze een groot geldbedrag.
B
Rijke mensen hadden een betere opleiding gehad. Daarom geloofden ze de dingen die de christenen vertelden, niet zo makkelijk.
C
Christenen hielpen elkaar. Als er één ziek werd of in de problemen kwam, hielpen de anderen hem.
D
Christenen geloven dat je in de hemel komt als je goed geleefd hebt. Arme mensen hadden een zwaar leven. Zij vonden het fijn dat er na de dood een prettiger leven zou komen.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit symbool heet:
A
INRI
B
Ichtus
C
Vis
D
Sacrament

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar is Jezus geboren?
A
Betlehem
B
Jeruzalem
C
Nazareth
D
Tel Aviv

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat was het beroep van Jozef, de vader van Jezus?
A
Dokter
B
Huisman
C
Leraar
D
Timmerman

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke religie had Jezus zelf?
A
Hij was atheist.
B
Hij was joods.
C
Hij was christen.
D
Hij was moslim.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat vieren de christenen met Pinksteren?
A
De geboorte van Maria.
B
De komst van de heilige geest.
C
De opstanding van Jezus.
D
De kruisdood van Jezus.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet de huidige paus?
A
Paulus Johannes
B
Franciscus
C
Frans Jozef
D
Petrus Paulusma

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'Christus' betekent letterlijk:
A
Koning
B
Gezalfde
C
God
D
Heer

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jezus wordt ook wel dé christus genoemd omdat:
A
Hij de belangrijkste mens is die in contact stond met God
B
Hij de enige mens is die in contact stond met God
C
Hij de laatste mens is die in contact stond met God
D
Hij de zoon van God is

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is Jezus voor de joden niet belangrijk en voor de christenen wel?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is het kruis het belangrijkste symbool voor het christendom?
A
Dit verwijst naar het leven van Jezus
B
Dit verwijst naar de aanwezigheid van God
C
Dit verwijst naar de dood van Jezus
D
Dit verwijst naar alle windstreken

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een apostel is:
A
een heilige
B
een boodschapper van God
C
een leerling van Jezus
D
de zoon van God

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar zijn sacramenten voor bedoeld?
A
Om overgangen in het leven te vieren met God en je gemeenschap
B
Om overgangen in het leven te vieren met je familie en vrienden
C
Om ervoor te zorgen dat God weet dat je een goed mens bent
D
Om ervoor te zorgen dat je uiteindelijk in het Rijk van God komt

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Koninkrijk?


De stadstaat Rome is ooit een koninkrijk geweest,
hoewel daar erg weinig over bekend is.

En of het verhaal van Romulus en Remus waar is....?
In 117 na Christus was het Romeinse Rijk op zijn grootst. 
In 63 v. Chr. veroverden de Romeinen de streek Palestina. Hier woonden vooral joden. Zij geloven in één god. Dit heet: monotheïsme (monos=enkel, theos=god).
De joden geloofden dat een verlosser hen zou bevrijden van al het kwaad, dus misschien ook wel van de Romeinen.
Romeinen geloven in meerdere goden. Dit heet: polytheïsme (poly=meer, theos=god). Overwonnen volken mogen hun eigen goden houden, zolang ze de belangrijkste Romeinse goden ook vereren. De Romeinen nemen op hun beurt ook weer Goden van andere volken over.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Video

Deze slide heeft geen instructies


Jezus van Nazareth


  • Jezus is een Joodse man die rondreist in de streek Palestina en vertelt dat God goede mensen beloont en slechte mensen straft.
  • Jezus krijgt veel aanhangers. 
  • De Romeinen vinden hem daarom gevaarlijk. Ze nemen hem gevangen en kruisigen hem, de straf voor een opstandige slaaf.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

KERSTMIS

Kerstmis is afgeleid van “Christus-mis”.
Op het kerstfeest wordt de geboorte van Jezus herdacht. Het is het feest van de komst van het goede in de wereld.
Het is het feest van de vrede.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

KERSTMIS
De datum van kerstmis valt altijd op 25 december. Deze datum is in Rome rond het jaar 330 als datum gekozen, waarschijnlijk in verband met het zonnewendefeest van 'sol invictus' (de onoverwinnelijke zon) met de bedoeling dit heidens feest om te zetten in een christelijke feestdag.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pasen

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

HEMELVAART

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pinksteren
Pinksteren  is een christelijke feestdag, waarmee de uitstorting van de Heilige Geest wordt herdacht. 
Met deze uitstorting wordt ook het begin van de christelijke kerk gemarkeerd. 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Heeft Jezus echt bestaan?


  • Historici vermoeden van wel, hoewel er over het leven van Jezus geen (geschreven) bronnen zijn. 
  • Ook de Romeinen hebben niets opgeschreven over deze persoon. 
  • Alles wat wij van hem weten is (ongeveer 50 jaar) later opgeschreven, bijvoorbeeld in de Bijbel (Nieuwe Testament).






Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Christenen

  • De volgelingen van Jezus noemen zichzelf christenen
  • Deze naam komt van Christus, dat 'gezalfde' betekent.  
  • Jezus wordt door zijn volgelingen zo genoemd. 
  • Zij geloven in de woorden die Jezus (via zijn leerlingen) aan hen heeft gegeven: 'Iedereen is gelijk voor God en voor ieder goed mens is er een plek in de hemel'.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3 kernpunten van het geloof
1. 'Het geloof in één God, de Schepper van alles wat bestaat.

2. Jezus is de messias, de verlosser, de Zoon van God die opgestaan is uit de dood.

3. Leven naar de belangrijkste regel volgens Jezus: “Heb God lief boven alles en uw naasten als uzelf”.'


Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Video

Deze slide heeft geen instructies


Staatsgodsdienst

  • In 380 gebeurt er iets bijzonders: keizer Theodosius verplicht iedereen om christen te worden. 
  • Het christendom wordt staatsgodsdienst en alle andere godsdiensten worden verboden. 
  • Iedereen die niet christen is wordt vervolgd en hij verbiedt de Olympische Spelen, omdat ze niet christelijk zijn.
Romeinse munt met het hoofd van Theodosius I de Grote

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Christenen in het Romeinse Rijk


Het Christendom verspreidt zich snel in het Romeinse Rijk. 
De goede wegen en de aantrekkingskracht van het geloof 
zorgen ervoor dat veel mensen christen worden.


De verspreiding van het Christendom in het Romeinse Rijk.
Verspreiding rond het jaar 75.
Verspreiding rond het jaar 200.
Verspreiding rond het jaar 300.
Verspreiding rond het jaar 400.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Christenvervolging


Maar christen zijn in het Romeinse Rijk is levensgevaarlijk! 
Net als het Jodendom geloven de christenen maar in één god, 
en dat is niet de Romeinse keizer!

De Romeinse keizers laten daarom de christenen vervolgen en doden...
Om voor elkaar (maar niet voor de Romeinen!) herkenbaar te zijn, gebruikten christenen symbolen. Zo tekenden ze bijvoorbeeld een ichthus (vis) in het zand om hun geloof aan andere christenen kenbaar te maken. Als er dan een Romein in de buurt was, konden ze het symbool weer eenvoudig wissen.
Hoewel de naam ichthus, vis betekent, is het ook een afkorting van de eerste letters van: Jezus Christus, Gods zoon, (en / de) Redder, in het Grieks.

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ichtus teken

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Staatsgodsdienst
Verschil Tenach en Bijbel: 

Tenach = Oude Testament

Bijbel = Oude Testament + Nieuwe Testament. 


Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tijdlijn van het christendom
1 n.C. In Bethlehem wordt een kind geboren. 
30 n.C. Jezus trekt door het beloofde land en vertelt over God.
31 n.C. Jezus wordt gearresteerd en gekruisigd maar staat naar 3 dagen weer op. 
31 n.C. en 50 n.C. Jezus volgelingen prediken 
50 n.C. Prediker Paulus stelt dat Jezus boodschap voor de gehele mensheid was bestemd. 
64 n.C. Paulus en Petrus sterven als matertelaren voor het geloof. 
313 n.C. Constantijn maakt een einde aan de vervolgingen van de Christen in het Romeinse rijk. 
380 n.C. Christendom wordt staatsgodsdienst in het Romeinse Rijk. 

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Video

Deze slide heeft geen instructies