5. Instructie gemeentelijke en provinciale politiek
6. Pub Quiz Politiek
7. Zelfstandig werken
Slide 13 - Tekstslide
6. PUB Quiz
Politiek (20 vragen)
- Deel jezelf op in groepen van maximaal 5 mensen
- Geef je groep een leuke en originele naam
- Schrijf deze op een kaartje en zet dit voor je groep
Slide 14 - Tekstslide
1. Wat is politiek?
A
Het maken van keuzes en het nemen van besluiten
B
Meerderheid beslist
C
Wanneer ambtenaren besluiten nemen
D
Bezuinigingen doorvoeren om belasting te verminderen
Slide 15 - Quizvraag
2. Waarvoor wordt er belasting geheven?
A
Om de miljoenennota te kunnen betalen
B
Om politici te kunnen omkopen
C
Betalen van ambtenaren en overheidsinstanties
D
Voor het algemeen belang
Slide 16 - Quizvraag
3. Hebben wij een referendum in Nederland?
A
Ja
B
Nee
Slide 17 - Quizvraag
4. In Nederland hebben we een indirecte democratie.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 18 - Quizvraag
5. Wat is actief kiesrecht
A
Niet stemmen
B
Recht om je verkiesbaar te stellen
C
Recht om te stemmen
D
Recht dat iemand anders voor je laat stemmen
Slide 19 - Quizvraag
6. Links in het politiek spectrum is voor een passieve overheid
A
Juist
B
Onjuist
Slide 20 - Quizvraag
7. Links in het politiek spectrum vindt het belangrijk om:
A
Op te komen voor de ondernemers
B
Op te komen voor kwetsbare mensen
C
Dat mensen zelf verantwoordelijk zijn voor zichzelf
D
Voor de rijke mensen opkomen
Slide 21 - Quizvraag
8. Een voorbeeld van een politieke stroming
A
Ministerie van onderwijs
B
Liberalisme
C
Realisme
D
Feminisme
Slide 22 - Quizvraag
9. De christendemocraten richten zich op:
A
Gelijkwaardigheid
B
Vrijheid
C
Naastenliefde
D
Zwaardere straffen
Slide 23 - Quizvraag
10. Een voorbeeld van een populistische partij is:
A
PVV
B
VVD
C
PvdA
D
Groenlinks
Slide 24 - Quizvraag
11. Een regeerakkoord zijn plannen van de regering voor de komende jaren.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 25 - Quizvraag
12. De regeringspartijen op dit moment zijn:
A
PvdA, CDA, CU, Groenlinks
B
CU, VVD, D66, CDA
C
CDA, VVD, PvdA, CU
D
PvdA, CDA, PVV, FvD
Slide 26 - Quizvraag
13. Een ander woord voor onze koning is:
A
Staatshoofd
B
Opperbaas
C
Rechter
D
President
Slide 27 - Quizvraag
14. Elk jaar wordt er in de ridderzaal ..... gehouden
A
Algemene beschouwing
B
Wetsvoorstel
C
Debat
D
Troonrede
Slide 28 - Quizvraag
15. Bij een wetsvoorstel hoort altijd een maatschappelijk probleem
A
Juist
B
Onjuist
Slide 29 - Quizvraag
16. Het tegenovergestelde van een coalitie is een oppositie
A
Juist
B
Onjuist
Slide 30 - Quizvraag
17. Wie mag het recht van amendement gebruiken:
A
Eerste kamer
B
Eerste en Tweede kamer
C
Tweede kamer
D
Kabinet
Slide 31 - Quizvraag
18. Wie mogen het recht van initiatief gebruiken
A
Tweede Kamerleden
B
Staatssecretarissen
C
Ministers en staatssecretarissen
D
Tweede Kamerleden & een ministers
Slide 32 - Quizvraag
19. De Tweede Kamer doet de volgende uitspraak: Wij als Kamerleden twijfelen aan de integriteit van de Minister. Daarom dienen wij ook een ... in. Dit is een voorbeeld van welk recht?
A
Stemrecht
B
Enquêterecht
C
Recht van interpellatie
D
Motierecht
Slide 33 - Quizvraag
20. De minister moet verantwoording afleggen over zijn/haar beleid. Welk recht is dit?