saint valentin

programme
- spécial saint-valentin
- le grammaire : le conditionnel 
- poser les questions en français : 47 et 48

devoirs pour jeudi : 
l

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

programme
- spécial saint-valentin
- le grammaire : le conditionnel 
- poser les questions en français : 47 et 48

devoirs pour jeudi : 
l

Slide 1 - Tekstslide

Le Conditionnel
Conditionnel  -  condition = voorwaarde
Het is niet echt gebeurd, maar het zou kunnen gebeuren.

Beleefdheid: Je voudrais une tasse de thé.
Voorwaarde: Si (als) j'habitais en France, j'irais à Paris.
Veronderstelling: Il viendrait un jour, non?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

JE
TU
IL/ELLE/ON
NOUS
VOUS
ILS/ELLES
répondrait
écoutions
regardaient 
finiriez
irais
aurais

Slide 4 - Sleepvraag

habiter - nous
A
habiterons
B
habiterions
C
habitons
D
habitions

Slide 5 - Quizvraag

rendre - vous
A
rendiez
B
rendriez
C
rendez
D
rendrez

Slide 6 - Quizvraag

choisir - elles
A
choisiront
B
choisiraient
C
choisiont
D
choisaient

Slide 7 - Quizvraag

voir (zien )  je verrais

Slide 8 - Tekstslide

wij zouden zijn (être)

Slide 9 - Open vraag

ik zou gaan (aller)

Slide 10 - Open vraag

wij zouden hebben

Slide 11 - Open vraag

Wat is de vertaling van:
ik zou hebben

Slide 12 - Open vraag

Poser des questions 

Slide 13 - Tekstslide

Poser des questions

1.  vous mettez un point d'interrogation ???

2. EST-CE QUE devant la phrase, et un point d'interrogation à la fin de la phrase, évidemment

3. INVERSION 

4. vous utilisez un pronom interrogatif


Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Welke vraag is niet juist?
A
Tu as regardé cette série?
B
Est-ce que tu as regardé cette série?
C
As-tu regardé cette série?
D
As-t-tu regardé cette série?

Slide 20 - Quizvraag

Maak de volgende zin op drie manieren vragend: 'On peut entrer par cette porte.'

Slide 21 - Open vraag

Welke vraagzin is niet juist?
A
Tu vas où?
B
Est-ce que tu vas où?
C
Où est-ce que tu vas?
D
Où vas-tu?

Slide 22 - Quizvraag

Maak de volgende vraag op nog twee andere manieren vragend: 'Ils arrivent quand?'

Slide 23 - Open vraag

Evaluatie 1
Kun je nu antwoord geven op deze vragen?
Ik kan op drie manieren een zin vragend maken, namelijk:
1.
2.
3.

Slide 24 - Tekstslide