5. Tekstverbanden en zakelijke brief

Maandag 10 januari 2022
- Gelukkig  nieuwjaar allemaal
- SE Zakelijke brief en leesvaardigheid
-Kort opfrissen signaalwoorden
- Oefenen eerste brief +
signaalwoorden en tekstverbanden


1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Maandag 10 januari 2022
- Gelukkig  nieuwjaar allemaal
- SE Zakelijke brief en leesvaardigheid
-Kort opfrissen signaalwoorden
- Oefenen eerste brief +
signaalwoorden en tekstverbanden


Slide 1 - Tekstslide

Tekstverbanden en 
signaalwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de functie van een signaalwoord?

Slide 3 - Open vraag


Wat is GEEN signaalwoord voor
oorzaak-gevolg?
A
doordat
B
daardoor
C
als gevolg van
D
wanneer

Slide 4 - Quizvraag


Wat is GEEN signaalwoord voor
voorwaarde?
A
als
B
indien
C
zodat
D
tenzij

Slide 5 - Quizvraag


Wat is GEEN signaalwoord voor
doel-middel?
A
waarmee
B
even ... als
C
zodat
D
door middel van

Slide 6 - Quizvraag


Wat is GEEN signaalwoord voor
vergelijking?
A
net zo als
B
in vergelijking met
C
omdat
D
meer dan

Slide 7 - Quizvraag

Zakelijke brief

Slide 8 - Tekstslide

DOELEN

- Je weet volgens welke conventies (regels) je een zakelijke brief moet schrijven


- Je gaat oefenen met het schrijven van een zakelijke brief

Slide 9 - Tekstslide

0

Slide 10 - Video

Vaste indeling

conventies

(regels)

Slide 11 - Tekstslide

Vaste indeling:
1. Afzender (schrijver)
2. Geadresseerde (ontvanger)
3. Plaats, datum
5. Betreft: onderwerp
6. Aanhef (Geachte...),
7. Inhoud: inleiding - middenstuk - slot
8. Slotgroet en ondertekening (handtekening + naam)

Zet een

witregel

tussen de onderdelen

Slide 12 - Tekstslide

Inhoud

INLEIDING: Wie ben je en waarom schrijf je de brief?


KERN: Informatie geven.


SLOT: Wens of verwachting uitspreken.

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht
- Onderstreep de signaalwoorden in de tekst
- Noteer bij welk tekstverband ze horen, bijv. tegenstelling

Slide 14 - Tekstslide