(Mavo2) 09-10-2024 (2e les van de week)

Guten Tag!

Was liegt auf dem Tisch?
  • Plenda
  • Laptop
  • Buch
  • Stempelkarte
  • Stift
X
X
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Guten Tag!

Was liegt auf dem Tisch?
  • Plenda
  • Laptop
  • Buch
  • Stempelkarte
  • Stift
X
X

Slide 1 - Tekstslide

Startopdracht

Slide 2 - Tekstslide

  • selbstständig Arbeiten (10min)
  • Grammatik (5min)
  • zusammen Arbeiten (15min) 
  • Planen (5min)
  • Feedback (5min)

Slide 3 - Tekstslide

  • Je kunt de woorden van de Lernliste N-D en D-N actief gebruiken.
  • Je kent de persoonlijke voornaamwoorden.
  • Je kunt de werkwoorden haben en sein in de tegenwoordige tijd gebruiken.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Wortschatz Test
  • Je zit in toets opstelling
  • op je tafel ligt alleen een pen en papier
  • je kijkt op eigen blaadje

Slide 6 - Tekstslide

Wortschatz Test
NED
DUITS
1. de broer
2. mooi
3. de ouders
4. de kinderen
DUITS
NED
1. ohne
2. vielleicht
3. wichtig
4. gern

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

timer
10:00
Wat kan ik doen? 
  • opdrachten Kapitel 4
  • slim stampen
  • ander opdrachten stempelkaart!

Selbstständig
Arbeiten

Slide 9 - Tekstslide

Weet je het nog?

Slide 10 - Tekstslide

________ du einen besten Freund?

Warum ________ er dein bester Freund?

________ ihr oft zusammen?

________ ihr viel Spaß zusammen?




haben und sein juist toepassen
HABST
BIST
SEID
HABT
HAST
IST

Slide 11 - Sleepvraag

timer
15:00
Zusammen
Arbeiten
Wat kan ik doen? 
  • opdrachten Kapitel 4
  • slim stampen
  • ander opdrachten stempelkaart!

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Planning
Kapitel 4

opdrachten 5,6,7,8,9 

moeten af zijn 
2e les in week 42 (16. of 17.10.24)

Slide 15 - Tekstslide

  • Je kunt de woorden van de Lernliste N-D en D-N actief gebruiken.
  • Je kent de persoonlijke                                                     voornaamwoorden.
  • Je kunt de werkwoorden                                                               haben en sein in de                                                              tegenwoordige tijd gebruiken.

Slide 16 - Tekstslide

Wat heb je gedaan vandaag?
Wat is het beste gelukt?
Wat had je beter kunnen doen?
Noem twee positieve dingen over hoe je hebt gewerkt?

Slide 17 - Open vraag

Wat heb je gedaan vandaag?
Wat had je beter kunnen doen?

Slide 18 - Open vraag

Exitticket:
Hoeveel stempels heb je al?
A
1
B
2
C
3
D
meer dan 3

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide