P4 Week 1 Lesson 1&2 Phone calls in English

INTERNATIONAL COMMUNICATION
aka ENGLISH
1 / 55
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 55 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

INTERNATIONAL COMMUNICATION
aka ENGLISH

Slide 1 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Could you spell that please?
f

Slide 3 - Tekstslide

What's the date?

Slide 4 - Tekstslide

Months of the year
January
February
March
April
May
June
July
August
September
October
November
December

Slide 5 - Tekstslide

Ordinal numbers

Slide 6 - Tekstslide

Hoe schrijf en zeg je een datum?
Je zegt
the/ rangtelwoord/ of/ maand/ jaar
The 5th of January 2020
The 23rd of August 2006
The 1st of April 1972
The 3rd of July 1998
The 28th of June 2021
(nodig voor je telefoongesprek)
Je schrijft
nummer/ maand/ jaar
5 January 2020
23 August 2006
1 April 1972
3 July 1998
28 June 2021
(nodig voor je email) 

Slide 7 - Tekstslide

22. Luister en schrijf op.
What date is our appointment?

Slide 8 - Open vraag

23. Luister en schrijf op.
What date is our appointment?

Slide 9 - Open vraag

24. Luister en schrijf op.
What date is our appointment?

Slide 10 - Open vraag

25. Luister en schrijf op.
What date is our appointment?

Slide 11 - Open vraag

What's the number?
Chunk telephone numbers
081 330 640 637

(081) (330) (640) (637)

Slide 12 - Tekstslide

Time

Voor de tijd gebruik je at         Voorbeeld: Meet me at 10.15 16.30 = 4.30 / four thirty
Zeg het uur + zeg de minuten
om 15.10 = at three ten
 om 09.30 = at nine thirty
om 16.45 = at four forty five
om 11.00 = at eleven o'clock (alleen bij het hele uur)

Slide 13 - Tekstslide

Mix and mingle 
Listen to your classmates and fill out your form with information. 

Don't cheat!

Slide 14 - Tekstslide

INTERNATIONAL COMMUNICATION
aka ENGLISH

Slide 15 - Tekstslide

Have you ever made any English telephone conversations? Yes/No? What was it about?

Slide 16 - Open vraag

What do you find tricky about English telephone conversations?

Slide 17 - Open vraag

lever
regret

mutant
janitor
the ropes
to dash
gorge
head start
remote
spijt
op afstand
run
voorsprong

Slide 18 - Sleepvraag

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

You have 17 minutes!
Can you all get to the other side of the rope bridge?

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Grammar survey phonecalls

Can I speak to someone about + noun/verb + -ing
I'm calling about + noun/verb + -ing
It's with regard to + noun/verb + -ing
It's about + noun/verb + -ing
I'm phoning because of + noun
I'd like to + infinitive
I'm phoning to + infinitive

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

What's the question?
I'm calling to arrange a meeting.

Slide 28 - Open vraag

What's the question?
It's with regard to placing an order.

Slide 29 - Open vraag

What's the question?
It's about Natalie, I'm afraid.

Slide 30 - Open vraag

What's the question? I'm phoning because of requesting a brochure.

Slide 31 - Open vraag

What's the question? I like to speak to someone about the project.

Slide 32 - Open vraag

I'm phoning to ask for a catalogue.

Slide 33 - Open vraag

Zeg dat je verkeerd verbonden bent.

Slide 34 - Open vraag

Zeg dat de lijn slecht is.

Slide 35 - Open vraag

Zeg dat de verbinding verbroken was.

Slide 36 - Open vraag

Zeg dat je de klant doorverbindt.

Slide 37 - Open vraag

Vraag of iemand dat nog even wilt herhalen.

Slide 38 - Open vraag

Zeg dat je de laatste zin niet helemaal goed hebt verstaan.

Slide 39 - Open vraag

Zeg dat je mevrouw Smith wilt spreken.

Slide 40 - Open vraag

Zeg dat je iets zult navragen.

Slide 41 - Open vraag

Zeg dat je terug zult bellen.

Slide 42 - Open vraag

Zeg dat je over ongeveer een half uur terugbelt.

Slide 43 - Open vraag

Vraag met wie je spreekt.

Slide 44 - Open vraag

Vraag of je een boodschap kunt achterlaten.

Slide 45 - Open vraag

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Link

Business English 3.1

Work in pairs and go through the telephone maze

Slide 50 - Tekstslide

Slide 51 - Tekstslide

Slide 52 - Video

There / Their / They're
There = daar [Who is that boy over there?]
Their = hun [This is their car, not yours.]
They're = zij zijn [They're my best friends.]

Slide 53 - Tekstslide

Than / Then
than = dan (vergelijking) [My dog is nicer than yours.]

then = dan (opvolging) [First we go home, then we eat ice cream.]

Slide 54 - Tekstslide

Off / Of / From

Off = uit / vanaf [Turn the light off and jump off the building.]

Of = van (bezit) [What's the name of this dog?]

From = van (iets krijgen) [I got this letter from my friend.]

Slide 55 - Tekstslide