SO A t/m D

Vertaal:
la France
A
Frans
B
de Fransen
C
Frankrijk
D
Franstalig
1 / 22
volgende
Slide 1: Quizvraag
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

Vertaal:
la France
A
Frans
B
de Fransen
C
Frankrijk
D
Franstalig

Slide 1 - Quizvraag

Vertaal:
het zwembad
A
X
B
la piscine
C
le piscine
D
X

Slide 2 - Quizvraag

Vertaal:
een beetje
A
un péu
B
un peu
C
une peu
D
X

Slide 3 - Quizvraag

Vertaal:
ik ben
A
suis
B
je suis
C
j´ai
D
être

Slide 4 - Quizvraag

Vertaal:
petit(e)
A
kleineren
B
klein
C
kleiner
D
groot

Slide 5 - Quizvraag

Vertaal:
on joue
A
ik speel
B
wij spelen
C
hij speelt
D
zij spelen

Slide 6 - Quizvraag

Vertaal:
Ik heet Rima.
A
Je m´apelle Rima.
B
Je m´appele Rima.
C
Je m´appelle Rima.
D
J´appelle Rima.

Slide 7 - Quizvraag

Vertaal:
il y a
A
komen
B
er zijn
C
er is
D
praten

Slide 8 - Quizvraag

Vertaal:
het gezin
A
la famile
B
la famille
C
le famille
D
le poisson

Slide 9 - Quizvraag

Vertaal:
le frère
A
broer
B
de broer
C
de vader
D
broers

Slide 10 - Quizvraag

Vertaal:
het meisje
A
la file
B
la fillé
C
le fille
D
la fille

Slide 11 - Quizvraag

Vertaal:
de dag
A
le jour
B
le joer
C
les jour
D
la jour

Slide 12 - Quizvraag

Vertaal:
de vriend
A
le copan
B
le copain
C
la copain
D
X

Slide 13 - Quizvraag

Vertaal:
C´est quoi?
A
Wat zeg je?
B
Hoe gaat het?
C
Wat is dat?
D
Hoe heet jij?

Slide 14 - Quizvraag

Kies het juiste lidwoord uit:
un/une > J´ai ..... frère et ..... soeur.
A
un & un
B
une & un
C
un & une
D
une & une

Slide 15 - Quizvraag

Is het le of la camping?
A
X
B
la
C
le
D
X

Slide 16 - Quizvraag

Is het le of l´ bij ami?
A
X
B
le
C
D
X

Slide 17 - Quizvraag

Is het le of la fille?
A
X
B
le
C
la
D
X

Slide 18 - Quizvraag

Kies uit:
On est dans le/la/l´ grande tente.
A
B
la
C
le
D
X

Slide 19 - Quizvraag

Kies uit:
Gabriel est le/la of l´ami de Jules.
A
B
la
C
le
D
X

Slide 20 - Quizvraag

Kies uit:
Il est dans le/la/l´ caravane.
A
B
la
C
le
D
X

Slide 21 - Quizvraag

Kies uit:
J´ai un/une chat.
A
X
B
un
C
une
D
X

Slide 22 - Quizvraag