In deze les zitten 13 slides, met tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Tijdbalk
Tijd van burgers en stoommachines 1800 - 1900
Slide 1 - Tekstslide
Je leert vandaag:
Hoe een fabriek eruitziet in de 19e eeuw.
Wat belangrijke uitvindingen zijn.
Slide 2 - Tekstslide
De tijd van de burgers en stoommachines
Het rijke Nederland uit de Gouden eeuw werd in de 19e eeuw arm.
Dat kwam door verschillende oorlogen met Engeland en Frankrijk.
In 1815 werd Willem I de eerste koning van Nederland.
In die tijd veranderde Nederland snel.
Er werden overal fabrieken gebouwd waar mensen (ook kinderen) hard moesten werken.
Slide 3 - Tekstslide
Werken met machines
Er komen in de 19e eeuw steeds meer fabrieken.
In veel fabrieken werken ze met een stoommachine.
Die staat in het ketelhuis.
Slide 4 - Tekstslide
Stoommachine
Een stoommachine gaat bewegen door stoom.
Stoom is hete, vochtige lucht.
Als de machine draait, kan hij andere machines aan het werk zetten.
Bijvoorbeeld een weefmachine, die van de draden lappen stof maakt.
De mensen in de fabrieken zorgen dat de machines goed werken.
Slide 5 - Tekstslide
Filmpje: (5.09 min.)
De eerste stoommachine
De stoommachine maakte het werk in fabrieken veel makkelijker maar ook gevaarlijker.
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Video
Fabrieken in de stad
De mensen in de fabriek hebben geen fiets of auto.
Ze moeten lopend naar hun werk.
De fabrieken liggen daarom in de stad.
Wegen
In de stad zijn veel wegen nog van zand.
Die zijn stoffig in de zomer en modderig als het regent.
Het vervoer naar de fabrieken moest altijd door kunnen gaan.
De wegen naar de fabriek zijn daarom vaak van steen.
De mensen noemen dat een keiweg, een weg van keien.
Slide 8 - Tekstslide
In dit gebouw staat de stoommachine.
Wagens rijden over deze keiweg naar de fabriek.
De afvalstoffen van de stoommachine verdwijnen door deze pijp.
Hier werken de mensen met weef- en spinmachines.
Slide 9 - Tekstslide
De fabrikanten
Belangrijke mensen in de stad zijn de fabriekanten.
Een fabrikant is vaak een rijke man.
Hij heeft een fabriek met veel personeel.
Dat zijn mensen die voor hem werken.
In de fabriek werken de meeste mensen aan de machines.
Zij moeten hard werken.
Soms mogen ze even pauze nemen, maar niet te lang.
Want dan staan de machines stil.
Als de machines stil staan, verdient de fabrikant geen geld!
Slide 10 - Tekstslide
Nieuwe uitvindingen
Er worden in de 19e eeuw veel nieuwe dingen uitgevonden.
Die nieuwe uitvindingen zijn vaak heel duur.
Daarom kunnen alleen rijke mensen ze kopen.
Alexander Bell vindt in 1876 de telefoon uit.
Je kunt daarmee via een draad praten met iemand die ver weg is.
In 1879 vindt Edison de gloeilamp uit.
Die geeft meer licht dan een kaars of olielamp.
Je hebt er wel elektriciteit voor nodig.
Dat is heel duur.
In 1877 bedacht Edison de fonograaf.
Je kunt met een fonograaf muziek afspelen.
In 1888 wordt de muziek op een plaat gezet.
Die kun je afspelen op een grammofoon.
Slide 11 - Tekstslide
Filmpje: (2.17 min.)
Uitvindingen uit de negentiende eeuw
Door de industriële revolutie werd het leven van de mensen in de negentiende eeuw niet alleen makkelijker, maar ook leuker. Er kwamen fietsen, auto's, films en telefoons.