In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 80 min
Onderdelen in deze les
Chapter 4
Lesson 1
Chapter 4
Going Green
Lesson 7
Slide 1 - Tekstslide
Today's lesson
Readtheory.org - 10 min
Chapter 4 - SE Chapter
Going green - what do you know?
Watching exercise
Getting Started
B Theme words
Vocabulary - quizlet
Check homework - stone 8 and exercise 47b and 49a/b
I Writing and Grammar
Grammar herhaling
Formative test
Today's Lesson
Slide 2 - Tekstslide
Ex 1/2/3 - p. 12/13
(or online)
Exercise 3 - Pronouns -->
Done?
Theme words ex 10 up to 17
p. 16
Stone 8
to raise awareness:
onder de aandacht brengen
bewustzijn vergroten
Slide 3 - Tekstslide
Ex 1/2/3 - p. 12/13
(or online)
Exercise 3 - Pronouns -->
Done?
Theme words ex 10 up to 17
p. 16
Exercise 49a/b
Slide 4 - Tekstslide
Today's lesson
Readtheory.org - 10 min
Chapter 4 - SE Chapter
Going green - what do you know?
Watching exercise
Getting Started
B Theme words
Vocabulary - quizlet
Check homework - stone 8 and exercise 47b and 49a/b
I Writing and Grammar
Grammar herhaling
Formative test
Today's Lesson
Slide 5 - Tekstslide
If I go to school tomorrow - When I go to school tomorrow... What's the difference?
If en when geven beide aan onder wat voor omstandigheden dingen gebeuren.
if: gebruik je als je denkt dat iets ZOU KUNNEN gebeuren .
when: gebruik je als je ZEKER WEET dat iets gaat gebeuren.
If I go out later, I'll close the door.
When we fly to Spain, I will be very nervous.
Grammar 11: If and when
Slide 6 - Tekstslide
DO
Exercise: 53a/b/c, 54a/b.
You get 6 minutes to finish the exercises.
Done? Read grammar 12 in your book!
Grammar 11: If and when
timer
6:00
Slide 7 - Tekstslide
53b/c
54a/b
if
when
When
If
when
If
when
If
Example key: When the sun sets, I love being outside.
It is bad for the environment if everyone travels by plane.
I promise I will go straight to bed when this film ends!
My dad said that he will buy me new shoes if I pass my test.
Slide 8 - Tekstslide
Conditional = een voorwaardelijke zin.
Er zit dus een voorwaarde aan. Je gebruikt hem bij feiten, waarschijnlijke en onwaarschijnlijke situaties.
Conditionals bestaan uit een if clause (if zin) en een main clause (hoofdzin).
De if clause (de if zin) beschrijft de voorwaarde.
De main clause (hoofdzin) beschrijft het resultaat.
If i had money, I would buy a house -> Ik zou een huis kopen ALS ik geld had.
--> Het geld hebben is dus de voorwaarde.
We will drive past McDonalds, if you help me study after.
--> Het helpen is de voorwaarde voor het langs de McDonalds rijden.
Grammar 12: Conditionals
Slide 9 - Tekstslide
o conditional: resultaat is een feit + beide zinnen staan in Present Simple
---> If it rains, the street becomes wet (beide in t.t.)
1st conditional: resultaat is voorspelling. Gebruik will + stam
--> If I pay attention, I will remember it (t.t. + will)
2nd conditional: resultaat is bedacht of niet echt. Gebruik would + stam
--> If I had a dog, I would be happy. (v.t. + would)
Grammar 12: Conditionals
Slide 10 - Tekstslide
Read Grammar 12 - Do exercise: 55a/b/c, 56.
Work quietly for yourself for 8 minutes.
Done? Go to SlimStampen and practice Grammar chapter 4
Grammar 12: conditionals
timer
8:00
Slide 11 - Tekstslide
55b
55c
would speak
grow
will be
is
would know
will arrive
56
Example key: If you install solar panels on the roof of your house, you can save money. How? When the sun shines, its energy is saved as electricity that you can use. For example, you can use it to heat your house in winter. If you do this, it’s also good for the environment. It’s a win-win situation!
Slide 12 - Tekstslide
Today's lesson
Readtheory.org - 10 min
Chapter 4 - SE Chapter
Going green - what do you know?
Watching exercise
Getting Started
B Theme words
Vocabulary - quizlet
Check homework - stone 8 and exercise 47b and 49a/b
I Writing and Grammar
Grammar herhaling
Formative test
Today's Lesson
Slide 13 - Tekstslide
Ex 1/2/3 - p. 12/13
(or online)
Exercise 3 - Pronouns -->
Done?
Theme words ex 10 up to 17
p. 16
Grammar 10a - Reflexive pronouns
In het NL: Wederkerende voornaamwoorden.
Gebruik je wanneer je refereert aan het onderwerp van de zin:
Ik keek naar mezelf in de spiegel - I looked at myself in the mirror.
Het onderwerp van de zin bepaald welk voornaamwoord je gebruikt.
Slide 14 - Tekstslide
Ex 1/2/3 - p. 12/13
(or online)
Exercise 3 - Pronouns -->
Done?
Theme words ex 10 up to 17
p. 16
Grammar 10a - Reflexive pronouns
Refers to the subject -self or -selves (enkelvoud en meervoud)
Examples: Harry saw himself in the water.
Stacy told herself to relax.
The class felt really good about themselves.
I
myself
you (jij)
yourself
he
himself
she
herself
it
itself
we
ourselves
you (jullie)
yourselves
they
themselves
Slide 15 - Tekstslide
Ex 1/2/3 - p. 12/13
(or online)
Exercise 3 - Pronouns -->
Done?
Theme words ex 10 up to 17
p. 16
Grammar 10b - Each other
Refers to the subject
Susan and Rachel are looking at each other.
The cars crashed into each other.
Each other means: elkaar
Slide 16 - Tekstslide
They reached the top of the mountain ........, without help from a guide.
Slide 17 - Open vraag
I wrote this article all by .......
Slide 18 - Open vraag
They really love ..... equally.
Slide 19 - Open vraag
They are laughing with ......
Slide 20 - Open vraag
If I wake up tomorrow - When I wake up tomorrow... What's the difference?
If en when geven beide aan onder wat voor omstandigheden dingen gebeuren.
if: gebruik je als je denk dat iets ZOU KUNNEN gebeuren .
when: gebruik je als je ZEKER WEET dat iets gaat gebeuren.
If I go out later, I'll close the door.
When we fly to Spain, I will be very nervous.
Grammar 11: If and when
Slide 21 - Tekstslide
I'll help you with that question ... I'm done with my own homework.
A
if
B
when
Slide 22 - Quizvraag
We 'll win this tournament ... we win this match.
A
if
B
when
Slide 23 - Quizvraag
I have to be at the dinner table ... my mom is done cooking.
A
if
B
when
Slide 24 - Quizvraag
Every morning ...... I wake up, I make myself some coffee.
A
if
B
when
Slide 25 - Quizvraag
Conditional = een voorwaardelijke zin.
Er zit dus een voorwaarde aan. Je gebruikt hem bij feiten, waarschijnlijke en onwaarschijnlijke situaties.
Conditionals bestaan uit een if clause (if zin) en een main clause (hoofdzin).
De if clause (de if zin) beschrijft de voorwaarde.
De main clause (hoofdzin) beschrijft het resultaat.
If i had money, I would buy a house -> Ik zou een huis kopen ALS ik geld had.
--> Het geld hebben is dus de voorwaarde.
We can drive past McDonalds, if you help me study after
--> Het helpen is de voorwaarde voor het langs de McDonalds rijden.
Grammar 12: Conditionals
Slide 26 - Tekstslide
o conditional: resultaat is een feit + beide zinnen staan in Present Simple
---> If it rains, the street becomes wet (beide in t.t.)
1st conditional: resultaat is voorspelling. Gebruik will + stam
--> If I pay attention, I will remember it (t.t. + will)
2nd conditional: resultaat is bedacht of niet echt. Gebruik would + stam
--> If I had a dog, I would be happy. (v.t. + would)
Grammar 12: Conditionals
Slide 27 - Tekstslide
If I had all the money in the world, I ...... (buy) a tropical island.
Slide 28 - Open vraag
The summer is hot if there .... (to be) a heatwave.
Slide 29 - Open vraag
If you study for the test you .... (know) the vocabulary.
Slide 30 - Open vraag
If you pet the cat, she .... (be) happy.
Slide 31 - Open vraag
If you had the answers to the test, you ..... (be) able to get a perfect score.
Slide 32 - Open vraag
If you leave know, you .... (catch) your train.
Slide 33 - Open vraag
Today's lesson
Readtheory.org - 10 min
Chapter 4 - SE Chapter
Going green - what do you know?
Watching exercise
Getting Started
B Theme words
Vocabulary - quizlet
Check homework - stone 8 and exercise 47b and 49a/b
I Writing and Grammar
Grammar herhaling
Formative test
Today's Lesson
Slide 34 - Tekstslide
Do the formative test! Fill in everything you know without using your book.
Then, and only then, use your book to fill in the rest.