H7 - les 9

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Doelen
  • Ik kan alle werkwoordsvormen correct spellen.
  • Ik weet hoe ik hoofdletters en leestekens correct moet gebruiken.
  • Ik kan verkleinwoorden maken.

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Verkleinwoorden uitleg
  • Maken H7, paragraaf 6 
  • Leesautobiografie
  • Verder lezen in je boek

Slide 3 - Tekstslide

H7 Spelling
  • Herhaling alle onderdelen uit de   onderbouw
  • Per week 2 paragrafen
  • Doe je actief mee in de les, dan         heb je weinig huiswerk.
  • Eind van het hoofdstuk bezemles

Slide 4 - Tekstslide

Paragraaf 6
Verkleinwoorden

Slide 5 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Van veel zelfstandige naamwoorden kun je een verkleinwoord maken. 

Je gebruikt een verkleinwoord om aan te geven dat iets klein is, bijvoorbeeld autootje in de betekenis ‘een kleine auto’. Maar er zijn nog meer redenen om een verkleinwoord te gebruiken.

Slide 6 - Tekstslide

Verkleinwoorden
-om aan te geven hoe gezellig het is: een heerlijk weekendje weg; een terrasje pakken: het verkleinwoord geeft de sfeer van dat moment aan;
-om te laten merken dat we iets of iemand lief vinden: Dag schatje van me;
-om iets minder erg te laten klinken: Hij heeft een buikje gekregen;
-uit bescheidenheid/understatement: Dat heeft me wel een paar centjes   gekost;
-kleinerend, alsof iets weinig voorstelt: Die paar spulletjes van jou haal ik straks wel op.

Slide 7 - Tekstslide

Regels
  • Achter het zelfstandig naamwoord zet je: -je, -kje, -pje, -tje of -etje:
       - kast – kastje, leuning – leuninkje, bloem – bloempje, deur – deurtje, plan – plannetje.
  • Korte klanken worden in het verkleinwoord soms lang:- blad – blaadje, lot – lootje.
  • Bij woorden die op een klinker eindigen, is er meestal klinkerverdubbeling:- lama – lamaatje, café – cafeetje, jojo – jojootje, reçu – reçuutje.  Maar: kiwi – kiwietje, buggy – buggy’tje.
  • Afkortingen krijgen een apostrof: dvd’tje, A4’tjes, 6’jes en 7’tjes.

Slide 8 - Tekstslide

oefenen

Slide 9 - Tekstslide


Wat is het verkleinwoord van de kano?
A
Kano'tje
B
Kanotje
C
Kanoo'tje
D
Kanootje

Slide 10 - Quizvraag


Wat is het verkleinwoord van baby?
A
babytje
B
babietje
C
baby'tje
D
kleine baby

Slide 11 - Quizvraag



Noteer het verkleinwoord van de volgende woorden:

auto - jongen - taxi - accu - cd

Slide 12 - Open vraag

Huiswerk
Nieuw Nederlands (online)
Cursus 7 Spelling, par. 6 (verkleinwoorden):  5 opdrachten naar keuze

Klaar?       -> controleer of je per paragraaf 5 opdrachten af hebt (geen 0%)
                    -> verder werken aan leesautobiografie   (11 oktober)
                    -> verder lezen in je boek   (15 november)

Slide 13 - Tekstslide