Zwakke ww stam -t, -d of sisklank

• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

zwakke regelmatige werkwoorden

UITZONDERINGEN

Deutsch

Lernziel (leerdoel)

Je kunt de werkwoorden met een
stam op een -s en -ss en -ß en -x en -z vervoegen in de tegenwoordige tijd.

Lernziel

Je kunt de werkwoorden met een
stam op een -d of -t vervoegen.

zwakke regelmatige werkwoorden

STANDAARD

EZELSBRUGGETJE

(FE)  E-ST-T-EN-T-EN

ich	stam	- e
du	stam	- st
er/sie/es	stam	- t
wir	stam	- en
ihr	stam	- t
sie/Sie	stam	- en
	ge+stam+t

voorbeeld standaard zwak werkwoord. 

met ezelsbruggetje (fe)esttenten.

ich	spiel e	- e
du	spiel st	- st
er/sie/es	spiel t	- t
wir	spiel en	- en
ihr	spiel t	- t
sie/Sie	spiel en	- en
	ge+stam+t

Aufgaben!

Maak op de volgende dia's de 

opgaven over werkwoorden stam -t, -d.

Wat is de stam van het werkwoord?
kaufen

Wat is de stam van het werkwoord?
finden

Wat is de stam van het werkwoord?
heiraten

Wat is de stam van het werkwoord?
schneiden

Sleep de juiste vervoegingen naar de persoonlijke voornaamwoorden.

Plaats de volgende 7 woorden in de juiste vak.

ich

du

er

wir

ihr

Sie

arbeite

findet

heiraten

chattest

reitet

warten

wartest

Wat gebeurt er als de stam van een werkwoord eindigt op een
-t of een -d?

Wat is de juiste vorm?
Ich [arbeiten] in einem Supermarkt.

1. arbeite
2. arbeitee
3. arbeitest
4. arbeit

Vervoeg het werkwoord.
Wir (antworten) immer, wenn unser Lehrer etwas fragt.

Vervoeg het werkwoord.
Wo (reiten) er eigentlich?

Vervoeg het werkwoord.
Du [reden] mit deiner Mutter über die Schule.

Vervoeg het werkwoord.
Frank [melden] den Fehler im Buch bei seiner Lehrerin.

Vervoeg het werkwoord.
Meine Eltern [antworten] immer schnell.

Wat is het voltooid deelwoord?
arbeiten

1. gearbeit
2. gearbeite
3. gearbeitet
4. gearbeitt

Wat is het voltooid deelwoord?
chatten

1. gechattet
2. gechatt
3. gechatte
4. gechatten

Aufgaben!

Maak op de volgende dia's de 

opgaven over de werwkoorden stam -s, -ss, -ß, -z.

Du [zerreißen] das Papier in zwei Teile.

1. zerreißst
2. zerreiße
3. zerreißest
4. zerreißt

Wann [putzen] du die Fenster?

Ihr (tanzen) im Zimmer.

Das Kind [sitzen] auf dem Stuhl.

Meine Mutter [gießen] die Blumen.

Die Kinder [verletzen] sich beim Spielen.

In der Schule [lesen] ich ein Buch.

Mein neues Handy [passen] nicht in meine kleine Handtasche.

An die Arbeit!

Maak Aufgabe 5.2 AB S14 en de overige opgaven die voor vandaag in magister staan.

Extra uitleg?

Bekijk op de volgende dia de uitleg over zwakke werkwoorden met stam eindigend op -d, -t

0

Extra uitleg?

Bekijk op de volgende dia de uitleg zwakke werkwoorden met stam eindigend op -s, -ss, -ß, -z.

0