WALDY: When / Ago / Last ... / Days/ Dates / Year / Yesterday
Slide 15 - Tekstslide
's / ' / of
Slide 16 - Tekstslide
le
Om bezit aan te geven
om aan te geven bij wat iets hoort
's
'
of
Bezit van één persoon/dier:
Mister Sebel's lesons are awesome.
The dog's bone.
Bij bezit van personen/dieren met meervouds-s:
My parents' house.
The chickens' eggs.
Als iets bij een ding hoort:
The entrance of the school.
Bij aardrijkskundige begrippen:
The city of London.
's / ' / of
bezit
Slide 17 - Tekstslide
conjunctions
Slide 18 - Tekstslide
Om woorden ...
zinsdelen ...
zinnen ...
... met elkaar te verbinden
and = en
She speaks English and German.
both ... and = zowel ... als
It was made by both Mike and Anton.
conjunctions
voegwoorden
because = omdat
I studied hard because Mr. Sebel told me to.
so = dus
I like English so I always do my homework.
but = maar
I hate French butI love English.
although = hoewel
He went to school alhough he was ill.
or = of
Would you like tea or coffee?
either ... or = of ... of
You can do it either today or tomorrow.
as soon as = zodra
I went home as soon as I heard about it.
until = (tot)dat
I will wait untilyou get here.
when = wanneer
He fainted whenhe saw the ghost.
if = als
I can finish this today if you help me.
unless = tenzij
I can't come unless I am allowed to.
Slide 19 - Tekstslide
present perfect
Slide 20 - Tekstslide
le
present perfect
voltooid tegenwoordige tijd
niet afgelopen
nog merkbaar
have/has + werkwoord + ed
have/has + 3e rijtje
haven't/hasn't + werkwoord + ed
haven't/hasn't + 3e rijtje
Have/Has + werkwoord + ed
Have/Has + 3e rijtje
FYNE JAS: For / Yet / Never / Ever/ Just / Already / Since
Slide 21 - Tekstslide
past simple vs. present perfect
Slide 22 - Tekstslide
le
past simple present perfect
het verschil
voorbij / afgelopen
belangrijk wanneer
werkwoord +ed
2e rijtje
didn't + werkwoord
Did + werkwoord
WALDY:
When, Ago, Last, Days/Dates, Year/Yesterday
verleden begonnen, nu nog zo
resultaat nog merkbaar
have/has + werkwoord + ed
have/has + 3e rijtje
haven't/hasn't + werkwoord + ed
haven't/hasn't + 3e rijtje
Have/Has + werkwoord +ed
Have/Has + 3e rijtje
FYNE JAS:
For, Yet, Never, Ever, Just, Already (Always), Since
Slide 23 - Tekstslide
past simple vs. present perfect
Choose one of these exercises and fill in the answers.
saw
has finished
haven’t gone
Did you visit
haven’t heard
have you known
has written
have never understood
has explained
Did they play
Slide 24 - Tekstslide
short answers
Slide 25 - Tekstslide
Gebruik:
In het Engels is het heel onbeleefd om alleen met 'Yes' of 'No' te antwoorden
Geef daarom altijd antwoord met een kort zinnetje
Vorm:
Herhaal het eerste werkwoord uit de vraag
Maak bij een 'No-antwoord' het werkwoord ontkennend
Vervang onderwerp: I, you, he, she, it, we, they
De tijd verandert niet
short answers
korte antwoorden
Voorbeelden:
Do you like mr. Sebel's lessons?
Has John got a sister?
Were you late, Mike?
Can I help you?
Yes, I do. / No I don't.
Yes, he has. / No, he hasn't.
Yes, I was / No, I wasn't.
Yes, you can. / No, you can't.
Slide 26 - Tekstslide
short answers
Answer the questions (+ = yes / - = no)
1. Does Mike like cookies? (-) 2. Was Charlie ill? (+) 3. Must you do that? (-) 4. Did they work hard? (+) 5. Can William help us? (-) 6. Would that be OK? (-) 7. Have you passed the test? (+) 8. May I go to the toilet? (-) 9. Could that be true? (+) 10. Is there enough food? (+)