PN1 C3 3.12 Tekst Ariadnae filum 2

3.12 Ariadnae filum
Pegasus Novus 1 Caput 3
p. 104-105
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnSecundair onderwijs

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

3.12 Ariadnae filum
Pegasus Novus 1 Caput 3
p. 104-105

Slide 1 - Tekstslide

In het labyrint

Slide 2 - Tekstslide

Ariadna Daedalum, labyrinthī architectum, adit. 
Quārē rēgis fīlia Daedalum adit?
‘Daedale,’ inquit, ‘tū labyrinthī architectus es. 
Nōnne tū viam per labyrinthum mōnstrāre potes?’ 
Daedalus nōn respondet, 
sed longum fīlum gladiumque dat.
Ariadna in carcerem it 
et Daedalī dōna Thēseō dat.
Tandem Thēseus in mediō labyrinthō 
Mīnōtaurum invenit. 
Statim Mīnōtaurī caput corripit 
gladiōque eum necat. 
Deinde fīlum comprehendit 
et labyrinthī exitum reperit.

Slide 3 - Tekstslide

Tandem Thēseus in mediō* labyrinthō 
Mīnōtaurum invenit

Slide 4 - Tekstslide

Geef de vertaling van
tandem

Slide 5 - Open vraag

Duid de vertaling van
invenit aan.
A
Hij gaat binnen
B
Hij vindt
C
Hij begint
D
Hij doodt

Slide 6 - Quizvraag

Uiteindelijk vindt Theseus in het midden van het labyrint
de Minotaurus.
Tandem Thēseus in mediō* labyrinthō 
Mīnōtaurum invenit. 

Slide 7 - Tekstslide

Statim Mīnōtaurī caput corripit 
gladiō*que eum necat. 

Slide 8 - Tekstslide

Geef de functie van
caput

Slide 9 - Open vraag

Vertaal
eum

Slide 10 - Woordweb

Dadelijk grijpt hij het hoofd van de Minotaurus vast
en vermoordt hem met zijn zwaard. 
Statim Mīnōtaurī caput corripit 
gladiō*que eum necat. 

Slide 11 - Tekstslide

Deinde fīlum comprehendit
et labyrinthī exitum reperit.

Slide 12 - Tekstslide

Vertaal
deinde

Slide 13 - Woordweb

Welk personage is het onderwerp van
comprehendit en reperit?
A
Theseus
B
Daedalus
C
Ariadne
D
Hij wenst liever anoniem te blijven

Slide 14 - Quizvraag

Daarna grijpt hij de draad
en vindt de uitgang van het labyrint. 
Deinde fīlum comprehendit* 
et labyrinthī exitum reperit.

Slide 15 - Tekstslide

Eind goed, al goed?

Slide 16 - Tekstslide

Ariadna Daedalum, labyrinthī architectum, adit. 
Quārē rēgis fīlia Daedalum adit?
‘Daedale,’ inquit, ‘tū labyrinthī architectus es. 
Nōnne tū viam per labyrinthum mōnstrāre potes?’ 
Daedalus nōn respondet, 
sed longum fīlum gladiumque dat.
Ariadna in carcerem it 
et Daedalī dōna Thēseō dat.
Thēseus et iuvenēs virginēsque 
ē labyrinthō exīre possunt. 
Tum Thēseus Ariadnam vocat. 
Ariadna laetam vōcem Thēseī audit 
maximēque gaudet. 
Deinde Thēseus et Ariadna ad nāvem fugiunt 
et Crētam relinquunt. 
Numquam iam Athēniensēs 
septem iuvenēs septemque virginēs 
in Crētam mittere dēbent!

Slide 17 - Tekstslide

Thēseus et iuvenēs virginēsque 
ē* labyrinthō exīre possunt

Slide 18 - Tekstslide

Wie is het onderwerp van
possunt?
A
Theseus
B
Theseus en de jongens
C
Theseus en de jongens en de meisjes
D
Theseus en Ariadne

Slide 19 - Quizvraag

Theseus en de jongens en meisje
kunnen uit het labyrint gaan.
Thēseus et iuvenēs virginēsque 
ē* labyrinthō exīre possunt. 

Slide 20 - Tekstslide

Tum Thēseus Ariadnam vocat. 

Slide 21 - Tekstslide

Op dat moment roept Theseus Ariadne.
Tum Thēseus Ariadnam vocat. 

Slide 22 - Tekstslide

Ariadna laetam vōcem Thēseī audit 
maximēque gaudet

Slide 23 - Tekstslide

Geef de functie van laetam.

Slide 24 - Open vraag

Duid de naamval aan van
Thesei
A
Nominatief
B
Genitief
C
Accusatief
D
Vocatief

Slide 25 - Quizvraag

Wie is het onderwerp
van gaudet?

Slide 26 - Woordweb

Ariadne hoort de vrolijke stem van Theseus
en is zeer blij. 
Ariadna laetam vōcem Thēseī audit 
maximēque gaudet. 

Slide 27 - Tekstslide

Deinde Thēseus et Ariadna ad nāvem* fugiunt 
et Crētam relinquunt*. 

Slide 28 - Tekstslide

Geef het grondwoord van
fugiunt

Slide 29 - Open vraag

Daarna vluchten Theseus en Ariadne naar het schip
en verlaten Creta. 
Deinde Thēseus et Ariadna ad nāvem* fugiunt 
et Crētam relinquunt*. 

Slide 30 - Tekstslide

Wie zijn
Athenienses?
A
De jongens en meisjes uit Athene
B
De mensen die geloven in Athena
C
De soldaten van Athene
D
De inwoners van Athene

Slide 31 - Quizvraag

Numquam iam* Athēniensēs 
septem iuvenēs septemque virginēs 
in* Crētam mittere* dēbent!

Slide 32 - Tekstslide

Nooit meer moeten de Atheners zeven jongen en zeven meisjes
naar Creta zenden!
Numquam iam* Athēniensēs 
septem iuvenēs septemque virginēs 
in* Crētam mittere* dēbent!

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide