Frans 1B Les activités, la fréquence, la distance

naar de bioscoop gaan = ?
A
faire de la natation
B
aller à la piscine
C
aller à la bioscope
D
aller au cinéma
1 / 27
volgende
Slide 1: Quizvraag
FransSecundair onderwijs

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

naar de bioscoop gaan = ?
A
faire de la natation
B
aller à la piscine
C
aller à la bioscope
D
aller au cinéma

Slide 1 - Quizvraag

Les activités

aller à la piscine
passer la journée dans 
un parc d'attractions
Faire de l'équitation

jouer au tennis
aller
passer
jouer
faire
gaan
door-brengen
doen,maken
spelen

Slide 2 - Tekstslide

de dag in de zoo doorbrengen = ?
A
aller au zoo
B
passer la journée au zoo
C
aller à un parc d'aventures
D
passser la journée dans un parc d'attractions

Slide 3 - Quizvraag

een citytrip maken= ?
A
faire du karaté
B
passer un citytrip
C
faire un citytrip
D
faire un jour d'aventures

Slide 4 - Quizvraag

rugby spelen= ?
A
jouer au rugby
B
jouer à la rugby
C
jouer au tennis
D
passer la rugby

Slide 5 - Quizvraag

La fréquence= de frequentie = hoe vaak iets voorkomt binnen een bepaalde tijd

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Chaque jour
= elke dag
une fois par semaine
= één keer per week
deux fois par mois
= twee keerr per maand
trois fois par an
= drie keer per jaar

Slide 8 - Tekstslide

Vous connaissez la théorie!
Maintenant faisons un quiz!

Slide 9 - Tekstslide

toujours= ?
A
Soms
B
altijd
C
vaak/dikwijls
D
nooit

Slide 10 - Quizvraag

Je vais au judo une fois par semaine.
A
Een keer per maand ga ik naar het judo.
B
Ik ga elke dag naar het judo.
C
Een keer per jaar ga ik naar het judo.
D
Een keer per week ga ik naar het judo.

Slide 11 - Quizvraag

jamais= ?
A
altijd
B
soms
C
vaak/dikwijls
D
nooit

Slide 12 - Quizvraag

Je fais un citytrip, une fois par an.
A
Een keer per jaar maak ik een citytrip.
B
Een keer per maand maak ik een citytrip.
C
Een keer per week maak ik een citytrip.
D
Ik maak elke dag een citytrip.

Slide 13 - Quizvraag

souvent= ?
A
vaak/dikwijls
B
altijd
C
nooit
D
soms

Slide 14 - Quizvraag

parfois= ?
A
altijd
B
vaak/dikwijls
C
soms
D
nooit

Slide 15 - Quizvraag

Chaque jour, je vais à l'école.
A
Ik ga elke week naar school.
B
Ik ga één keer per week naar school.
C
Ik ga elke dag naar school.
D
Ik ga elke maand naar school.

Slide 16 - Quizvraag

La distance= de afstand
Loin des yeux, près du coeur.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

tout près 
de mon coeur




Vlakbij
Anvers est assez loin de Beveren.





Kallo est à 5 minutes de Beveren

Slide 19 - Tekstslide

La pomme ne tombe jamais loin de l'arbre!

Slide 20 - Tekstslide

Vous connaissez la théorie!
Maintenant faisons un quiz!

Slide 21 - Tekstslide

Ik woon ver van het zwembad.
A
J'habite assez loin de la piscine.
B
J'habite loin de la piscine.
C
J'habite tout près de la piscine.
D
J'habite à 5 minutes de la piscine.

Slide 22 - Quizvraag

Le cinéma est tout près de ma maison.
A
De bioscoop is ver van mijn huis.
B
Mijn huis is dichtbij de bioscoop.
C
De bioscoop is dichtbij mijn huis.
D
De bioscoop is vlakbij mijn huis.

Slide 23 - Quizvraag

De tennisclub is tamelijk ver van de school.
A
Le club de tennis est assez loin de l'école.
B
Le club de tennis est loin de l'école.
C
Le club de tennis est près de l'école.
D
L'école est loin du club de tennis.

Slide 24 - Quizvraag

Het restaurant is op vijf minuten van de zoo.
A
Le restaurant est à quinze minutes du zoo.
B
Le zoo est à quinze minutes du restaurant.
C
Le restaurant est près du zoo.
D
Le restaurant est à cinq minutes du zoo.

Slide 25 - Quizvraag

Vous connaissez la théorie!
Maintenant faisons des exercices!
p 102
+
Mini-dialogues p 103/104

Slide 26 - Tekstslide

https://img.over-blog-kiwi.com/1/40/99/47/20150122/ob_f093ea_i-love-mes-freres-mes-soeurs-132803724.png
C'est fini!
Bonne Chance!!

Slide 27 - Tekstslide