present perfect versus past simple

Today
  • Check homework 
  • Present perfect en past simple 
  • Do homework
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Today
  • Check homework 
  • Present perfect en past simple 
  • Do homework

Slide 1 - Tekstslide

Exc. 3
1 on offer - aanbod 
2 till - kassa 
3 bargain - koopje 
4 sales assistant – verkoopmedewerk(st)er 


Slide 2 - Tekstslide

5 price tag - prijskaartje 
6 shop window - etalage 
7 on sale - in de uitverkoop 
8 best-selling - best verkopende 
9 customer - klant 
10 shipping rates - verzendkosten 

Slide 3 - Tekstslide

Exc. 4
1 purchase 
2 on offer 
3 delivery 
4 customer 
5 refund 
6 trolley 
7 aisle 
8 bargain 

Slide 4 - Tekstslide

Hoe maak je de Present Perfect?

Slide 5 - Woordweb

Slide 6 - Tekstslide

Wanneer gebruik ik de Present Perfect? Noem 3 redenen

Slide 7 - Open vraag

Present Perfect, wanneer?
Bij ervaringen tot nu toe
So far, Luke has had five piano lessons.
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog steeds bezig is
Alice has lived in Rome for two years.
Iets is in het verleden gebeurd en je merkt nu nog het resultaat
I have been to the hairdresser, now my hair is short.

Slide 8 - Tekstslide

Hoe maak je de Past Simple?

Slide 9 - Woordweb

Slide 10 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de past simple?

Slide 11 - Open vraag

Past simple, wanneer?
Iets is in het verleden begonnen en nu afgelopen
I went to see a movie last night

Slide 12 - Tekstslide

I lived in Stein
I have lived in Stein
Present Perfect
Past Simple

Slide 13 - Sleepvraag

Verschil present perfect en past simple
  • Bij de past simple is de actie in het verleden nu afgelopen.
  • Bij de present perfect is de actie nog bezig of is er nog een link met het verleden.

Slide 14 - Tekstslide

Signaalwoorden Present Perfect:

Already, for, since, how long, always, ever, never, often, sometimes, 
before, yet, recently, lately

Signaal woorden Past Simple:



last year, yesterday, in 2010, an hour ago, a month ago

Slide 15 - Tekstslide


My cat died last week.
A
present perfect
B
past simple

Slide 16 - Quizvraag

I built a helicopter
A
past simple
B
Present perfect

Slide 17 - Quizvraag

Lucy lived in London.
A
past simple
B
Present perfect

Slide 18 - Quizvraag

bij welke tijd hoort het signaalwoord:
since
A
present perfect
B
past simple

Slide 19 - Quizvraag

Present perfect:
I ...... (read)
A
I read
B
I have read

Slide 20 - Quizvraag

We sang that song yesterday.
A
Past Simple
B
Present Perfect

Slide 21 - Quizvraag

Present perfect:
She .... (be)
A
She was
B
She has been

Slide 22 - Quizvraag

Maak present perfect:
I ..... eaten an apple.
A
have
B
has

Slide 23 - Quizvraag

We worked 5 hours yesterday.
A
past simple
B
present perfect

Slide 24 - Quizvraag

Maak present perfect:
Peter ......... told a joke.
A
have
B
has

Slide 25 - Quizvraag

Is in het verleden gebeurd en afgesloten
A
past simple
B
present perfect

Slide 26 - Quizvraag

Which tense is this?
I have known him all my life.
A
past simple
B
present perfect

Slide 27 - Quizvraag

have / has + voltooid deelwoord is:
A
present perfect
B
past simple

Slide 28 - Quizvraag

This quiz has almost ended.
A
past simple
B
present perfect

Slide 29 - Quizvraag

Welke woorden zijn signaalwoorden voor de Present Perfect?
A
never / ever / for / since
B
was / were / been
C
however / although / always
D
when / how / always

Slide 30 - Quizvraag

DO
  • Exercises 12 and 13 on page 14 and 15
  • Done?
 Do exercises 8 and 10 on page 11 and 13

Slide 31 - Tekstslide