2.1 Foto's maken

H2.1 Foto's maken!
3H
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H2.1 Foto's maken!
3H

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

H2.1 Foto's maken
Zien en gezien worden!
Kernwoorden:
  • camera obscura
  • Lenzen, hol en bol
  • Plus- en min-lenzen
  • Brandpunt en brandpunt afstand
  • Voorwerp- en beeld-afstand
  • Vergroten en verkleinen

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Lenzen
Lenzen kennen veel toepassingen. Denk maar aan gebruik in een camera of bril. Lenzen kunnen gemaakt worden van glas of doozichtig kunsstof. Er bestaan verschillende soorten lenzen. Er bestaan verschillende soorten holle en bolle lenzen. Bolle lenzen zijn positieve lenzen en holle lenzen zijn negatieve lenzen.

Slide 5 - Tekstslide

Soorten lenzen

Slide 6 - Tekstslide

Convergerend en divergerend
Bekijk film!

Slide 7 - Tekstslide

Afbuiging van lichtstralen
Licht wordt met behulp van een lens afgebogen. Door van deze eigenschap gebruik te maken kunnen we bijvoorbeeld beelden vergroten en verkleinen. Handig bij een filmcamera. Naast lenzen kan ook water lichtstralen afbuigen. Volgende dia's zie je aantal voorbeelden van licht dat afgebogen wordt.

Slide 8 - Tekstslide

Wat betekent convergerende werking van een lens? En welke type lens werkt convergerend?

Slide 9 - Open vraag

Afbuiging in prisma

Slide 10 - Tekstslide

Afbuiging in rechthoek perspex

Slide 11 - Tekstslide

Positieve lenzen

Slide 12 - Tekstslide

Negatieve lenzen

Slide 13 - Tekstslide

Evenwijdige lichtstralen die op een bolle lens vallen, buigen na de lens van elkaar af.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

De lens is ...
A
Positief
B
Negatief

Slide 15 - Quizvraag

Wanneer is een lens een positieve lens?
A
Het is een bolle lens
B
Midden is dikker dan buitenkant
C
De lichtstralen worden geconvergeerd
D
De brandpuntafstand is positief

Slide 16 - Quizvraag

Hoe holler de lens, hoe sterker de lens.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

uitspraken:

1.) lens 1 heeft een divergerende werking

2.) lens 2 is een positieve lens
A
beide uitspraken zijn juist
B
beide uitspraken zijn onjuist
C
alleen uitspraak 1 is juist
D
alleen uitspraak 2 is juist

Slide 18 - Quizvraag

Evenwijdige lichtstralen die op een holle lens vallen, buigen na de lens van elkaar af.
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quizvraag

De lens is ...
A
positief
B
negatief

Slide 20 - Quizvraag

Welke lens heeft een kleinere brandpuntsafstand?
(lens 1 boven en lens 2 beneden)
A
lens 1
B
lens 2
C
dat kun je niet zeggen
D
natuurkunde rulez!

Slide 21 - Quizvraag

Op de plaats van de rechthoek staat een lens. Deze lens is ...
A
Positief
B
Negatief

Slide 22 - Quizvraag

Op de plaats van de rechthoek staat een lens. Deze lens is ...
A
Positief
B
Negatief

Slide 23 - Quizvraag

hoe boller de lens, hoe .... de lens
A
sterker
B
zwakker

Slide 24 - Quizvraag

Welke lens is een
negatieve lens?
A
c
B
d
C
c & d
D
geen

Slide 25 - Quizvraag

Dit is een ... lens
A
positieve
B
negatieve

Slide 26 - Quizvraag

Op de plaats van de rechthoek staat een lens. Deze lens is...
A
Positief
B
Negatief

Slide 27 - Quizvraag

Welke lens is een
positieve lens?
A
a
B
b
C
a & b
D
geen

Slide 28 - Quizvraag

Welke lens is een bolle lens?
A
A
B
B
C
C
D
E

Slide 29 - Quizvraag

Wat is juist voor lens 1 (boven) en lens 2 (onder)?
A
lens 1 is boller dan lens 2
B
lens 2 is sterker dan lens 1
C
lens 1 heeft een kortere hoofdsas dan lens 2
D
geen van bovenstaande uitspraken is juist

Slide 30 - Quizvraag

Dit is een .... lens
A
Bolle
B
Holle

Slide 31 - Quizvraag

De lens is ...
A
Positief
B
Negatief

Slide 32 - Quizvraag

Aan hoeveel pixels is 1 megapixel gelijk?
A
honderdduizend
B
1 miljoen
C
10 miljoen
D
100 miljoen

Slide 33 - Quizvraag

Hoe bepaal je de vergroting?
Met een bolle (positieve) lens kun je vergrote of verkleinde beelden maken. 

Vergroting lens= grootte beeld (A*B*) / grootte voorwerp (AB)
Vergroting voorwerp= beeldafstand (b) / voorwerpafstand (v)
N=ABAB
N=vb

Slide 34 - Tekstslide

Met welke formule bereken je de vergroting bij een lens
A
N = AB/AB*
B
N = v/b
C
N = b/v
D
N = A*B*/ v

Slide 35 - Quizvraag

Hoe groot is in de
linker tekening
de vergroting?
A
0,5
B
1
C
2
D
0

Slide 36 - Quizvraag


Foto B is een
vergroting van A.
Wat is de factor?
A
80:24=3,33
B
80-24=56
C
24:80=0,3
D
80x24=1920

Slide 37 - Quizvraag

Brandpunt en lichtbreking

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video

Slide 40 - Video