Hoofdstuk 5, bk1b,lezen, 31-05

Welkom!

Wat heb je vandaag nodig?
Een boek, een schrift en een pen. 

1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Wat heb je vandaag nodig?
Een boek, een schrift en een pen. 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
Eerste uur (samen)
- Samen even oefenen
- Uitleg 
Even oefenen
- Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Weet je het nog? 
We gaan het vandaag hebben over leesvaardigheid. 

We hebben al vier hoofdstukken geleerd over lezen. Wat weet je hier nog van?

Slide 3 - Tekstslide

Delen van een tekst
Uit welke drie delen bestaat een tekst?
In welke alinea's vind je die delen?

  • Inleiding (de eerste alinea)
  • Middenstuk (de middelste alinea's
  • Slot (de laatste alinea)

Slide 4 - Tekstslide

Tekstdoelen/-soorten/-vormen
Wat zijn de vier tekstdoelen? Noteer een voorbeeld van een tekstvorm bij elk doel.

  • Informeren (een nieuwsbericht)
  • Amuseren (een stripboek)
  • Overhalen (een reclame)
  • Uitleggeven (een schoolboektekst of recept)

Slide 5 - Tekstslide

Onderwerp en deelonderwerp
Waar de tekst over gaat noem je het onderwerp

Waar een alinea over gaat, noem je het deelonderwerp

Bijvoorbeeld: Stel je hebt een tekst over lichaamsversiering.
Het kan dan zijn dat bijvoorbeeld één alinea gaat over piercings, één alinea over tatoeages. Dit noem je dan het deelonderwerp van de alinea. 

Slide 6 - Tekstslide

Herhalen
1. Hoe veel alinea's tel je?
2. Hoe veel tussenkopjes?
3. Welke alinea is de inleiding?
4. Wat is het onderwerp van de tekst?
5. Wat is de titel? 


Slide 7 - Tekstslide

Kernzin
Een alinea bestaat uit een aantal zinnen. In de eerste of laatste zin staat de belangrijkste informatie van de alinea. Die zin noem je de kernzin

De rest van de alinea is dan vaak uitleg.

"De oude Egyptenaren sleepten de stenen die ze nodig hadden voor hun piramides waarschijnlijk over bevochtiugd zand. Door de woestijn rondom de bouwplaats nat te maken, konden ze de sledes waarop de stenen lagen makkelijker verslepen. Dat ging veel minder stroef dan op droog zand. Daardoor waren er veel minder mensen en dieren nodig bij het bouwen van piramides." 

Slide 8 - Tekstslide

Samen lezen & maken. 
Tekst 3 (blz. 206)

Opdrracht 30 (blz. 205)

Slide 9 - Tekstslide

Zelf aan de slag! 
Wat? Opdracht 31 (blz. 207)
Tijd? Je hebt hier tot het einde van de les de tijd voor. 
Hulp? Steek je vinger op en stel je vraag
Klaar? Lees de theorie over overtuigen ook en maak opdracht 33. 
Ook klaar? Maak een gedichtje over het zomerse weer! 




timer
10:00

Slide 10 - Tekstslide

Woorden met een lange klank die je met ie schrijft

Gieter

Woorden met een lange klank die je met i schrijft

Gitaar

Slide 11 - Tekstslide

Over Taal
blz. 157

Woorden koppelen aan de juiste betekenis. Hoe doe je dit?

Opdracht 


Slide 12 - Tekstslide

Lezen in leesboek

Slide 13 - Tekstslide

Kijken en luisteren blz. 43
Monoloog --> Er is één persoon aan het woord 

Dialoog --> Er is een gesprek tussen twee personen

Groepsgesprek  --> Als drie of meer mensen met elkaar praten. 

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 39 (blz. 82)
1. Ik ga schrijven over mijn kat die gewond was geraakt.
2. Wie? Mijn kat en de buurkat
Wat? Mijn kat en de buurkat raakten in een gevecht
Waar? In Heerhugowaard
Wanneer? Maandag 17 november
Waarom? Ze kregen ruzie over hun territorium
Hoe? De buurkat viel mijn kat aan.


Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 39 (blz. 82)
3. 
Guus' veldje 

Op maandag 17 november is mijn kat Guus aangevallen door buurkat Koosje. Dit gebeurde in Heerhugowaard nabij de oosttangent. Hoewel Koosje nieuw is in de buurt, dacht hij gebruik te kunnen maken van het veldje. Hier was Guus het niet mee eens waardoor ze in in een heftig gevecht belandden. Uiteindelijk heeft Guus de strijd opgegeven en is hij zwaargewond huiswaarts gekeerd. Bij de dierenarts bleek dat hij een diepe wond op zijn rug had gelopen. Naar omstandigheden gaat het nu goed met Guus.


Slide 16 - Tekstslide

Persoonsvorm in de t.t.

Slide 17 - Tekstslide

Even oefenen...
Vul de juiste vorm in. 

1. Oefenen -->                    Ik oefen, hij oefent
2. Vinden -->                       Ik ________, hij ________
3. Lopen -->                         Ik ________, hij ________
4. Stuiteren -->                   Ik ________, hij ________
5. Herinneren -->               Ik ________, hij ________
6. Bewaren -->                    Ik ________, hij ________
7. Worden -->                       Ik ________, hij ________


timer
6:00

Slide 18 - Tekstslide

Dictee
Opdracht 28 is een dictee. Ik noem een aantal woorden en die moeten jullie opschrijven. Je krijgt geen cijfer voor dit dictee. 

Slide 19 - Tekstslide

Klanken
We hebben het al gehad over die lange en korte klanken.

Korte --> put, vis, bol
Lange --> kaal, slaan, hoop, 

In sommige woorden zitten meerdere klanken
Kroket --> Kro-ket

Slide 20 - Tekstslide

Klinkers
Met klinkers kun je lange of korte klanken maken. 

bed, post, vis, put. --> korte klank

kaart, feest, piep, stuur --> lange klank. Je schrijft twee klinkers om de klank lang te maken.  

Slide 21 - Tekstslide

Stam en ik-vorm
Hele werkwoord                        Stam                                        Ik-vorm
Fietsen                                           Fiets                                         Fiets
Schrijven                                       Schrijv                                     Schrijf
Beloven                                          Belov                                        Beloof 
Vallen                                              Vall                                             Val


Slide 22 - Tekstslide

Even oefenen
Hele werkwoord                        Stam                                        Ik-vorm
Verhuizen                                       
Zwemmen                                       
Spreken                                        
Werken                                            

Slide 23 - Tekstslide

Hoe werkt het?
1. Je gaat naar: create.kahoot.it
2. Don't have an account? Sign up
3. Kies student 
4. Geef als geboortedatum Jan-01-2000 op. Anders komt er een leeftijdsrestrictie op de Kahoot en kan je 'm niet delen. 
5. Bedenk een gebruikersnaam
6. Voer een e-mailadres en een wachtwoord in
7. SCHRIJF DIT E-MAILADRES EN WACHTWOORD ERGENS OP 

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht Kahoot
  • Je maakt minimaal 10 vragen
  • Er mogen maximaal 3 true/false vragen in zitten
  • Het gaat alleen over Nederlands grammatica (werkwoorden, persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde) HS 1, 2 en 3 
  • Doel? Door zelf vragen te verzinnen word je beter in Nederlands
  • En we kunnen hopelijk binnenkort jouw Kahoot spelen in de les :) 

Slide 25 - Tekstslide

Variant op moordenaartje: muzikant
Eén leerling gaat de klas uit.

Een andere leerling wordt de muzikant. De andere leerling wordt de klas weer ingeroepen. De hele klas doet steeds de muzikant na (klappen, rondje draaien, voet tikken). De leerling die uit de klas is geweest moet raden wie de muzikant is. 

Slide 26 - Tekstslide

'Ehhhhhhh'
Variant op verhaal maken. Er komen acht leerlingen voor de klas te staan. ZIj moeten over een onderwerp praten dat door de klas wordt afgesproken. Als een vorig woord herhaald wordt, of als er 'ehhhhh' wordt gezegd, is de leerling af. De leerling die het langste overblijft, wint.  

LET OP: de klas is hier ook de jury en bepaalt dus mee of iemand af is. 

Slide 27 - Tekstslide

Iedereen die
Pak allemaal een stoel en ga in een kring zitten.

1 leerling heeft geen stoel en staat in het midden. Die leerling begint met de zin: Iedereen die ... een beugel heeft! Dat betekent dat iedereen die een beugel heeft een nieuw plekje moet vinden in de kring. Zijn er geen stoelen meer? Dan sta jij in het midden en moet je een nieuwe zin verzinnen: 'Iedereen die blauw ogen heeft, Iedereen die op voetbal zit, Iedereen die in Heerhugowaard woont'. 

Slide 28 - Tekstslide

Huiswerk bespreken
Opdracht 6 en 7 af. (blz. 145 en 146)



Zet een krul als je het goed hebt
Verbeter je antwoord indien je het fout hebt

Slide 29 - Tekstslide

Hoe werkt het?
1. Je gaat naar: create.kahoot.it
2. Don't have an account? Sign up
3. Kies student 
4. Geef als geboortedatum Jan-01-2000 op. Anders komt er een leeftijdsrestrictie op de Kahoot en kan je 'm niet delen. 
5. Bedenk een gebruikersnaam
6. Voer een e-mailadres en een wachtwoord in
7. SCHRIJF DIT E-MAILADRES EN WACHTWOORD ERGENS OP 

Slide 30 - Tekstslide

Opdracht Kahoot
  • Je maakt minimaal 10 vragen
  • Er mogen maximaal 3 true/false vragen in zitten
  • Het gaat alleen over Nederlands grammatica (PV, werkwoordelijk gezegde) HS 1, 2 en 3 
  • Doel? Door zelf vragen te verzinnen word je beter in Nederlands
  • En we kunnen hopelijk binnenkort jouw Kahoot spelen in de les :) 

Slide 31 - Tekstslide

Verhaal maken
Jullie gaan zo een verhaal maken door om beurten een woord te zeggen.

1: Er
2: Was
1: Een
2: Heel
1: Lief
2: Konijntje 

Slide 32 - Tekstslide

Verhaal maken
We gaan nu met de hele klas een verhaal maken. Iedereen zegt om de beurt een woord. Ik typ mee op de computer. Wat voor verhaal kunnen we met de klas gebruiken?

- je mag geen scheldwoorden gebruiken
- je luistert goed naar elkaar
- je bent stil als een ander aan het woord is

Slide 33 - Tekstslide

Verhaal maken

Ik heb acht vrijwilligers nodig die voor het bord willen komen, deze leerlingen moeten in een rijtje staan. We gaan vandaag weer een verhaal maken. Deze keer gaan jullie niet omstebeurt een woord zeggen, maar word je aangewezen. Het kan zijn dat je dan een langer deel van een verhaal moet vertellen, wellicht een paar zinnen of slechts een woord.

De klas bepaalt of je af bent. Je bent af als je ehhhhh, het woord ervoor herhaalt of natuurlijk als je vloekt of scheldt in het verhaal. De klas moet dus goed opletten of dit niet gebeurt. 

Daarnaast bepaalt de klas het onderwerp van het verhaal. Het verhaal moet hier dus ook een beetje over blijven gaan (enkele uitwijkingen zijn in principe prima). 

Slide 34 - Tekstslide

Even oefenen...
Noteer van de onderstaande zinnen het werkwoordelijk gezegde. Noteer daar onder de persoonsvorm
Voorbeeld:
1. Lisa heeft gisteren een pizza gegeten. Jij schrijft op: wwg: heeft gegeten pv: heeft
2. Pien moest voor haar verjaardag veel taart kopen.
3. Ik heb dat nooit gekund.
4. Het gras is enorm snel gegroeid.
5. De katten hebben buiten de hele nacht gemiauwd. 
6. Waarom heb jij je jas aangedaan?
7. Wat moet jij zo nog doen?
8. Mohammed eet een appel. 



Slide 35 - Tekstslide

Werkwoorden
Werkwoorden zijn doe-woorden. Ze vertellen wat iemand of iets doet of wat er gebeurt. Zonder werkwoord heb je geen goede zin. 

Patricia ... naar school.
De hond .... in het meer.
... jij op de fiets naar school?
Hij ... gisteren 13 geworden!

Slide 36 - Tekstslide

Welke werkwoorden ken jij?

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Video

Tekstdoelen
1. informeren: de schrijver vertelt je iets nieuws

2. overhalen: de schrijver wil je overhalen om iets te doen

3. amuseren: de schrijver wil je vermaken door iets grappigs of boeiends te vertellen

Slide 39 - Tekstslide

Tekstdoelen
1. informeren: de schrijver vertelt je iets nieuws

2. overhalen: de schrijver wil je overhalen om iets te doen

3. amuseren: de schrijver wil je vermaken door iets grappigs of boeiends te vertellen

Slide 40 - Tekstslide

Welke tekst hoort bij welk doel?



Overhalen

Amuseren

Informeren

Reclame 
Harry Potter 
 
Encyclopedie 
Advertentie van Jumpsquare 
Leerboek 
aardrijkskunde
Leven van een Loser

Slide 41 - Sleepvraag

Opdracht 42 (blz. 35)
Opdracht 42 op blz. 35 gaan we samen maken. 

Dit doen we zodat je went hoe de vraagstelling is en je leert meer door naar elkaar te luisteren.


Slide 42 - Tekstslide

Grondwoord

had --> zoek je bij het grondwoord ...
gegeten --> zoek je bij het grondwoord ...
konijntje --> zoek je bij het grondwoord ...
handige --> zoek je bij het grondwoord ...
gitaren --> zoek je bij het grondwoord ...

Slide 43 - Tekstslide

Pauze
timer
5:00

Slide 44 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
10.25 - 10.35 - Lezen in leesboek 
10.35 - 10.45 - Huiswerk nakijken (opdracht 26)
10.45 - 11.00 - Samen aan de slag!
11.00 - 11.05 - Uitleg grondvorm
11.05 - 11.15 - Zelf aan de slag!
11.15 - 11.20 - Pauze!
11.20 - 11.30 - Lezen in leesboek
11.30 - 11.50 - Gedichten
11.50 - 12.00 - Opdracht 29 bespreken
12.00 - 12.05 - Lesafsluiten (tafels schoonmaken!)











Slide 45 - Tekstslide

Lezen in leesboek
10 minuten in stilte lezen in je zelfgekozen leesboek 

Slide 46 - Tekstslide

Raadgedicht
https://raadgedicht.nl/huis-te-koop-linda-vogelesang/

Ik ga zo een gedicht voordragen, één woord in het gedicht is weggelaten. Kan jij raden wat er moet staan?

Slide 47 - Tekstslide

Gedichten
Tekenen met letters...kan dat?


https://raadgedicht.nl/zelf-aan-de-slag-raam-riet-wille/

Slide 48 - Tekstslide

Opdrachten bespreken
opdracht 28 op blz. 116 en 29 op blz. 204

Twee rijen, zijn het de-woorden of het-woorden?




Slide 49 - Tekstslide