In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
De Aardkorst: Vulkanen en Gebergten
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Leerdoelen
Aan het einde van deze les weet je het verschil tussen de continentale en oceanische korst. Je begrijpt hoe vulkanen ontstaan door subductie en hoe gebergten ontstaan door convergentie en divergentie.
Slide 2 - Tekstslide
Introduceer de leerdoelen van de les en leg uit waarom deze kennis belangrijk is.
Wat weet je al over de aardkorst en vulkanen?
Slide 3 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
Wat is de Aardkorst?
De aardkorst is de buitenste laag van de aarde. Het bestaat uit twee soorten korst: continentale en oceanische korst.
Slide 4 - Tekstslide
Laat afbeeldingen zien van de aardkorst en leg uit wat het is en waar het uit bestaat.
Continentale vs. Oceanische Korst
De continentale korst is dikker en minder dicht dan de oceanische korst. De oceanische korst is zwaarder en dichter en bestaat voornamelijk uit basalt.
Slide 5 - Tekstslide
Leg uit wat het verschil is tussen continentale en oceanische korst en laat afbeeldingen zien van beide.
Welke korst is zwaarder en dichter?
A
Oceanische korst
B
Beide korsten hebben dezelfde dichtheid en gewicht
C
Continentale korst
D
Het hangt af van de locatie op aarde
Slide 6 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is het verschil tussen de continentale en oceanische korst?
A
De continentale korst is dikker en minder dicht dan de oceanische korst
B
De oceanische korst is zwaarder en dichter en bestaat voornamelijk uit basalt
C
De continentale korst is dunner en dichter dan de oceanische korst
D
De oceanische korst is lichter en minder dicht en bestaat voornamelijk uit graniet
Slide 7 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Subductie en Vulkanen
Subductie is het proces waarbij de oceanische korst onder de continentale korst duikt. Door de hitte en druk ontstaan vulkanen aan de randen van de continenten.
Op de bodem van de oceaan ontstaat hierdoor een trog!
Slide 8 - Tekstslide
Leg uit wat subductie en vulkanen zijn en laat afbeeldingen zien om het proces te verduidelijken.
Convergentie en Gebergten
Convergentie is het proces waarbij twee platen naar elkaar toe bewegen. Als twee continentale platen botsen, ontstaan gebergten zoals de Alpen en de Himalaya.
Dit zijn plooiingsgebergte!
Slide 9 - Tekstslide
Leg uit wat convergentie is en laat afbeeldingen zien van gebergten die door dit proces zijn ontstaan.
Divergentie en Gebergten
Divergentie is het proces waarbij twee platen van elkaar af bewegen. Als twee oceanische platen uit elkaar bewegen, ontstaan mid-oceanische ruggen.
Slide 10 - Tekstslide
Leg uit wat divergentie is en laat afbeeldingen zien van mid-oceanische ruggen die door dit proces zijn ontstaan.
Wat is het resultaat van divergentie tussen twee oceanische platen?
A
Het ontstaan van een trog op de bodem van de oceaan.
B
De vorming van mid-oceanische ruggen.
C
De vorming van gebergten, zoals de Alpen en de Himalaya.
D
Het ontstaan van een vulkaan aan de rand van een continent.
Slide 11 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is het resultaat van convergentie tussen twee continentale platen?
A
Het ontstaan van een vulkaan aan de rand van een continent.
B
De vorming van gebergten, zoals de Alpen en de Himalaya.
C
De vorming van een mid-oceanische rug.
D
Het ontstaan van een trog op de bodem van de oceaan.
Slide 12 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is subductie?
A
Het proces waarbij de oceanische korst onder de continentale korst duikt.
B
Het proces waarbij de continentale korst onder de oceanische korst duikt.
C
Het proces waarbij de oceanische korst horizontaal beweegt.
D
Het proces waarbij de continentale korst verticaal beweegt.
Slide 13 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Samenvatting
Je weet nu het verschil tussen continentale en oceanische korst en begrijpt hoe vulkanen ontstaan door subductie en gebergten ontstaan door convergentie en divergentie.
Slide 14 - Tekstslide
Vat de belangrijkste punten van de les samen en benadruk waarom deze kennis belangrijk is.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 15 - Open vraag
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 16 - Open vraag
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 17 - Open vraag
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.