20220610 Herhaling zinsontleding h1 t/m h5 brugklas

Grammatica zinsdelen
H1 t/m H5
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammatica zinsdelen
H1 t/m H5

Slide 1 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer?
De nieuwe trainer besprak de tactiek met de aanvoerder van het team.


Slide 2 - Tekstslide

Noteer ow:
Tijdens het telefoongesprek vertelde hij Loes de waarheid.

Slide 3 - Open vraag

noteer ow en pv:
Leerlingen op middelbare scholen drinken steeds vaker energiedrankjes.

Slide 4 - Open vraag

Noteer wg:
Iedereen kan zijn richtingsgevoel op korte termijn trainen.

Slide 5 - Open vraag

noteer het lv:
Maikel heeft op zijn vijftiende impulsief zijn roepnaam veranderd.

Slide 6 - Open vraag

noteer de mv:
De clown geeft een ballon aan het jongetje.

Slide 7 - Open vraag

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:
Een kleurboek voor volwassenen vinden de meeste mensen wel leuk.
A
een kleurboek voor volwassenen
B
vinden
C
de meeste mensen
D
wel leuk

Slide 8 - Quizvraag

Kies het onderwerp in deze zin:
Een kleurboek voor volwassenen vinden de meeste mensen wel leuk.
A
een kleurboek voor volwassenen
B
vinden
C
de meeste mensen
D
wel leuk

Slide 9 - Quizvraag

Nu maak je twee opdrachten in je schrift (zie volgende twee dia's). 
Check de theorie als je het even niet meer weet:
- Zinsdelen t/m mv
pagina's: 28, 58, 88, 118, 148
- zn, lw, bn, ww, aanw.vnw, vr.vnw, vz
pagina's: 30, 60, 120, 150

Slide 10 - Tekstslide

Neem de volgende zinnen over in je schrift en ontleed deze volledig.

Slide 11 - Tekstslide

woordsoort voorzetsels


Een voorzetsel geeft vaak plaats, tijd of reden/oorzaak aan.

Tip: je kunt een voorzetsel voor 
                                  ...... het kooitje zetten of    .........de kast zetten



Slide 12 - Tekstslide

Plaats
- In de keuken
- Naast je bril
- Onder de krant
- Naar buiten

Slide 13 - Tekstslide

Tijd
- De avondklok geldt sinds vorige week.
- Tijdens de uitleg moest ik super nodig naar het toilet.

Slide 14 - Tekstslide

Reden/oorzaak
- Door de sneeuw vielen er veel treinen uit.

Slide 15 - Tekstslide

Noem een voorzetsel dat plaats aan kan geven.

Slide 16 - Woordweb

Noem een voorzetsel dat tijd aan kan geven.

Slide 17 - Woordweb

Klik op het voorzetsel dat een reden/oorzaak aangeeft.
A
Naar
B
Van
C
Door
D
Na

Slide 18 - Quizvraag

Woordsoorten
lw = lidwoord (de/het/een)
zn = zelfstandig naamwoord (je kunt er de/het/een voor zetten)
ww = werkwoord (woorden die aangeven wat je kunt doen)
bn = bijvoeglijk naamwoord (zegt iets over een zn)
vr.vnw = vragend voornaamwoord: wie/wat/welke/wat voor/wat voor één
aanw.vnw = aanwijzend voornaams: deze/die/dit/dat/zo'n/zulke/en dergelijke
vz = voorzetsel (alle woordjes die je voor:  .....de kast kunt zetten)
deze heb je nodig bij de volgende slide (staan ze in je schrift?!?)

Slide 19 - Tekstslide

Zet de woorden onder elkaar in je schrift en noteer de juiste woordsoort erachter. Kies uit: lw, zn, ww, bn, vr.vnw, aanw.vnw, vz

Slide 20 - Tekstslide

Zinsontleding en woordsoorten beheers ik.....
πŸ˜’πŸ™πŸ˜πŸ™‚πŸ˜ƒ

Slide 21 - Poll

Hoe goed kun je zinnen ontleden?
0 = moeilijk, 10 = makkelijk
010

Slide 22 - Poll

Hoe goed kun je de woordsoorten benoemen?
0 = moeilijk, 10 = makkelijk
010

Slide 23 - Poll