Georgica IV, 457-466

• Latijn
• Secundair onderwijs

Vergilius

Georgica IV, 457-466

Wie vertelt over wie aan wie?

Proteus vertelt over Eurydice en Orpheus aan Aristaeus.

Proteus geeft Aristaeus een verklaring voor de plotse sterfte van zijn bijen: hij is verantwoordelijk voor de dood van Eurydice (deze werd belaagd door Aristaeus en liep in haar vlucht een dodelijke slangenbeet op)

Wie vertelt het verhaal aan wie?

Vergilius vertelt het verhaal aan ons, lezers.

te

illa... moritura puella

immanem hydrum

pedes / alta herba

alta herba / ripas

flumina

Illa quidem, dum te fugeret per flumina praeceps,

immanem ante pedes hydrum moritura puella

servantem ripas alta non vidit in herba.

Op wie ligt in dit fragment de focus?

Eurydice

In volgend fragment (v.460-463) lezen we de reactie na de dood van Eurydice. Daarbij treurt de hele omgeving. Op die manier weet je waar het verhaal zich ongeveer situeert.
Waar is dat?

Noord-Griekenland / Thracië

Vergilius noemt hier heel wat moeilijke namen. Hij etaleert m.a.w. zijn kennis.
Hoe benoemen we dit fenomeen met een Latijnse term?

poeta doctus

In dit fragment (v.460-463) is er sprake van personificatie. Kan je dit in je eigen woorden uitleggen, toegepast op dit fragment?

De natuur gedraagt zich als een mens, aangezien ze treuren om Eurydice.

At chorus aequalis Dryadum clamore supremos

implerunt montes; flerunt Rhodopeïae arces

altaque Pangaeae et Rhesi Mavortia tellus

atque Getae atque Hebrus et Actias Orithyia.

Op wie ligt in dit fragment de focus?

nimfen