IDM-H5.4 theorie A en B (15 maart 2021)

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

5.4A Introductie logaritme
  • Los op: 2= 8
  • 23 = 8 dus x = 3
  • Wat nu als 2x = 9?
  • Daar hebben we een oplossing voor!
      De inverse van de exponentiele functie->
      logaritmische functie.

Slide 2 - Tekstslide

De logaritme
  • Terug naar 2x = 8. 
      Tot welke macht moet je 2 verheffen om 8 te krijgen?

  •  Dat schrijven we als: 2log(8)
       Dus als 2x = 8 dan geldt x = 2log(8)

Slide 3 - Tekstslide

De logaritme
  • Terug naar 2x = 8.
      Tot welke macht moet je 2 verheffen om 8 te krijgen?
  • Dat schrijven we als: 2log(8)
  • Dus als 2x = 8 dan geldt x = 2log(8)
  • Algemeen: gx = a  dan x = g log (a)
      daarbij is g is het grondtal van de logaritme

Slide 4 - Tekstslide

regel 
glog(x) is de exponent van het grondtal g waarmee de macht gelijk is aan x

vb: 2log(8) is 3 en dat is de exponent van het grondtal 2 waarmee de macht gelijk is aan 8 (23=8)

Slide 5 - Tekstslide

regel 
glog (ga) = a
vb: 2log (8) = 2log(23) = a
dan geldt 2a = 23 dus a = 3

Slide 6 - Tekstslide

ONTHOUDEN!
2log(8)=3 want 23=8

Slide 7 - Tekstslide

 Voorbeelden bij som 62 en 63

    vb1
  •  Bereken: 5log(125)
  • 5log(125)=5log(53)=3

    vb2
  • Bereken: 1/3log(1/27)
  • 1/3log(1/27)=1/3log((1/3)3)=3

Slide 8 - Tekstslide

vb 3   
  • Bereken: 3log(         )  

  • 3log(          )=3log(         )  

  • 3log(      )=
81527
81527
34533
3453
453

Slide 9 - Tekstslide

Bereken:

Geef je antwoord in een kommagetal

Slide 10 - Open vraag


Bereken:


Slide 11 - Open vraag

5.4B Logaritmische vergelijkingen

Slide 12 - Tekstslide

5.4B logaritmische vergelijking oplossen
Voorbeeld 1: 
  • 2log (2x-1) = 3
  • dan geldt 2x - 1 = 23
  • dus 2x - 1 = 8
  • 2x=9
  • x=4,5

Slide 13 - Tekstslide

5.4B logaritmische vergelijking oplossen
Voorbeeld 2: 
  • 4+2*2log (x) = 7
  • 2*2log (x)=3
  • 2log (x)=3/2
  • x=
  • x=
22
2121

Slide 14 - Tekstslide

Los exact op:

Slide 15 - Open vraag

Uitwerking

Slide 16 - Tekstslide

hw: 63,65,66

Slide 17 - Tekstslide