3.2 Nederland en Europa

 Nederland en Europa
paragraaf 3.2
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

 Nederland en Europa
paragraaf 3.2

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
wat?
hoe?
tijd?
terugblik
klassikaal
5 min
uitleg 3.2
klassikaal
15 min
zelstandig werken
individueel
10 min

Slide 2 - Tekstslide

Wat is absolutisme?
A
Een regeringsvorm waarbij de macht van de adel groter is dan die van de vorst
B
Een regeringsvorm waarbij de vorst moet luisteren naar de adel
C
Een regeringsvorm waarbij de macht van de vorst door niets wordt beperkt
D
Een regeringsvorm waarbij de vorst in oorlog is met heel Europa.

Slide 3 - Quizvraag

Lodewijk XIV liet alle belangrijke edelen bij hem op het paleis van Versailles wonen.
Waarom deed hij dat?
A
Hij was erg eenzaam, zo had hij veel bezoek
B
Hij wilde dat de hele adel bij elkaar was om effectief samen te kunnen werken
C
Hij vertrouwde ze niet, op deze manier kon hij ze goed in de gaten houden

Slide 4 - Quizvraag

Wat waren regenten?
A
Rijke mannen met bestuurlijke functies binnen de Republiek der Zeven verenigde Nederlanden.
B
Koningen van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.
C
Handelaren met veel geld.
D
Plaatsvervangers van de Spaanse koning, die tijdelijk de baas waren binnen de Republiek.

Slide 5 - Quizvraag

Juist of onjuist?
Het Engelse parlement had weinig macht
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Wie was opperbevelhebber van leger en vloot?
A
De stadhouder
B
De gewesten
C
De Staten-Generaal
D
De koning

Slide 7 - Quizvraag

aan het eind van deze les:

  • weet je wat oostzeehandel is en kun je verklaren hoe dit voor de bloeiende welvaart zorgde
  • je kent het begrip stapelmarkt en je weet hoe de Amsterdamse stapelmarkt de grootste van Europa kon worden 
  • je kent het begrip handelskapitalisme en je kunt hier een voorbeeld van geven 

Slide 8 - Tekstslide

De Gouden Eeuw
  • ook wel de 17e eeuw
  • tijd van economische bloei
  • maar ook in de kunst
  • Niet voor iedereen een Gouden Eeuw
  • ook veel zwarte bladzijden 

Slide 9 - Tekstslide

Stadsuitbuiting
Middeleeuws Amsterdam woonde en werkte iedereen door elkaar.

Ec bloeide op: stadsbestuur maakte uitbreidingsplannen: Grachten gegraven: Het singel, de Herengracht, de Keizersgracht en de Prinsengracht. 

Aan de grachten: koopmanshuizen (kantoor, zolder voor opslag) met tuin. 
arme mensen naar de nieuwe wijk Jordaan

Slide 10 - Tekstslide

De Amsterdamse Haven
Amsterdam werd de belangrijkste
havenstad, vanwege de stijging van
de zeespiegel konden grote 
schepen Amsterdam makkelijk
bereiken. 

Slide 11 - Tekstslide

Amsterdamse stapelmarkt 
  • Boeren konden niet genoeg voedsel produceren: graan importeren uit oostzeegebied
  • opgeslagen in pakhuizen voordat het verder verhandeld werd
  • prijzen varieerden op basis van vraag/aanbod
  • naast graan ook andere producten in Amsterdam opgeslagen--> Amsterdam werd belangrijkste stapelmarkt vd wereld

Slide 12 - Tekstslide

oostzeehandel
  • ook wel 'moedernegotie'
  • graanimport uit Oostzeegebied (Polen), maar ook hout en ijzer uit Zweden

  • Leeg heenvaren te duur: Boter, kaas, textiel, wijn en vis naar Oostzeegebied  

Slide 13 - Tekstslide


➤Amsterdam werd een belangrijke havenstad in de zeventiende eeuw. Waarom lag Amsterdam voor de handel op een goede plek? Kies het juiste antwoord.
A
De stad lag halverwege op de handelsroute tussen Noord- en Zuid-Europa.
B
Omdat Amsterdam de hoofdstad van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was.
C
Vanaf Amsterdam kon je per schip over de rivieren naar Duitsland varen.
D
Amsterdam lag dichtbij de rivier Schelde. Dat was makkelijk voor de handel.

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Video

Gevolgen Moedernegotie  
Goedkoop graan is verkrijgbaar 
Specialisatie -> gaan zich richten op een specifieke tak van de nijverheid 
- Kaas, Boter, Melk en Vlees 

Ze richten zich op de markt -> Commerciële landbouw

Slide 16 - Tekstslide

Producten opslaan om later te verhandelen noem je:
A
handelskapitalisme
B
stapelmarkt
C
VOC-principe
D
pakhuispolitiek

Slide 17 - Quizvraag


➤Een schip dat vanuit Amsterdam naar de landen rond de Oostzee vaart, is geladen met: 
A
kaas, textiel en vis
B
wijn en olie
C
specerijen
D
graan en hout

Slide 18 - Quizvraag


➤Een schip dat vanuit de landen rond de Oostzee naar Amsterdam vaart, is geladen met:
A
kaas, textiel en vis
B
wijn en olie
C
specerijen
D
graan en hout

Slide 19 - Quizvraag


➤Waarom werden Amsterdam en Antwerpen stapelmarkten? 
Kies het juiste antwoord.
A
De Spanjaarden stonden niet toe dat andere steden als stapelmarkt gebruikt werden.
B
Vanuit deze steden konden producten via de rivieren naar Spanje vervoerd worden.
C
Amsterdam en Antwerpen hadden mooie grachtenpanden. Daar was ruimte genoeg om producten op te slaan.
D
De reis tussen Noord- en Zuid-Europa duurde lang. Amsterdam en Antwerpen lagen ongeveer halverwege, en waren dus goede plaatsen om te wachten tot de winter voorbij was.

Slide 20 - Quizvraag

handelskapitalisme 
kapitaal/bezit vermeerderen door producten in te kopen en te bewerken om met winst door te verkopen. Een deel van de winst investeer je in je bedrijf. 

  • geleerd door goede contacten uit Antwerpen

  • Maar: 1585: Antwerpen in handen van Spanjaarden --> vluchtelingen met kennis en kapitaal naar Amsterdam 

Slide 21 - Tekstslide

Regels voor oorlog
Door de welvaart was er een groot huurleger    -> 1648: Vrede van Münster

Volkenrecht: regels tussen landen

Hugo de Groot: je mag alleen oorlog voeren voor zelfverdediging of een andere goede reden -> oorlogsrecht

De zee is van niemand, dus iedereen mag daar gebruik van maken


Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Wat is handelskapitalisme?
A
Alleenrecht om in een gebied (of in een bepaald product) handel te drijven.
B
Boeren werken voor de nijverheid of voor de export en niet alleen meer voor eigen dorp of streek.
C
Versterkt steunpunt voor de handel van bijvoorbeeld VOC of WIC
D
Kapitaal vermeerderen door handel te drijven én door gekochte (ingevoerde) materialen en grondstoffen te laten bewerken en daarna te verkopen met meer winst dan met handel alleen.

Slide 24 - Quizvraag

Leg met een voorbeeld uit wat handelskapitalisme betekent

Slide 25 - Open vraag

Wereldeconomie
A
overheersing van een kolonie om er geld aan te verdienen
B
het geheel van productie en handel in de wereld
C
alleenrecht
D
mensen of bedrijven die hetzelfde willen bereiken als jij

Slide 26 - Quizvraag