zwakke werkwoorden verleden tijd

Die Schwachen Verben im Präteritum
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-5

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Die Schwachen Verben im Präteritum

Slide 1 - Tekstslide

Endungen
ich
-te
wohn-te
du
-test
wohn-test
er/sie/es
-te
wohn-te
wir
-ten
wohn-ten
ihr
-tet
wohn-tet
sie/Sie
-ten
wohn-ten

Slide 2 - Tekstslide

Stamm auf d oder t?

Slide 3 - Tekstslide

Endungen
ich
-ete
arbeit-ete
du
-etest
arbeit-etest
er/sie/es
-ete
arbeit-ete
wir
-eten
arbeit-eten
ihr
-etet
arbeit-etet
sie/Sie
-eten
arbeit-eten

Slide 4 - Tekstslide

Er (fragen) warum ich seinen Wünsch nicht erfüllte.

Slide 5 - Open vraag

Warum (lauten) die Glocken gestern?

Slide 6 - Open vraag

Das neue Fahrrad (kosten) €300,-

Slide 7 - Open vraag

Ich (folgen) den Weg nach Hause.

Slide 8 - Open vraag

Er (brauchen) ein Wörterbuch für die Übersetzung.

Slide 9 - Open vraag

Waar moet je om denken bij de verleden tijd van werkwoorden waarvan de stam op een -d of op een -t eindigt?
A
laatste letter is een -t
B
die krijgen altijd een extra -e
C
Altijd met een hoofdletter
D
alleen bij du, er/sie/es en ihr een extra -e

Slide 10 - Quizvraag

(Hören) du morgens die Vögel?

Slide 11 - Open vraag

(Holen) ihr den Koffer mit dem Taxi?

Slide 12 - Open vraag

(Lernen) sie (mz) die Verben?

Slide 13 - Open vraag

Ja, sie (ez) (üben) immer sehr laut.

Slide 14 - Open vraag

Wir (machen) Urlaub in Spanien.

Slide 15 - Open vraag

Der Hund (bellen) gestern auch schon.

Slide 16 - Open vraag

Das Präteritum der schwachen Verben finde ich:
A
Einfach
B
Es geht
C
Schwer
D
Wie bitte?

Slide 17 - Quizvraag