Avoir+bezittelijk vnw+ getallen tm 70 + extra

Le  verbe  avoir+het bezittelijk vnw
C
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo k, g, t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Le  verbe  avoir+het bezittelijk vnw
C

Slide 1 - Tekstslide

We gebruiken het werkwoord "avoir" echt heel vaak !

Wat betekenen de roodgekleurde woorden volgens jou ?


1   Chantal  a  une  belle auto.
2   Nous  avons  100.000  euros.  Super !
3   Eric  et Charles   ont    deux  T-shirts  blancs.
4   J' ai  la  grippe ..... C'est horrible.

Het  zijn  allemaal  vormen  van  het  hele werkwoord "avoir".

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Ken je het rijtje van "avoir" (met vertaling) ?
avoir...... avoir.......
       hmm....

Slide 4 - Tekstslide

AVOIR ( = hebben)
Vervoeging van "avoir" met vertaling :
stopwatch
00:00

Slide 5 - Tekstslide

Wat betekent "tu as"?
A
zij hebben
B
hij heeft
C
jij hebt
D
ik heb

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent "nous avons"?
A
ik heb
B
u heeft
C
wij hebben
D
zij hebben

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent "il a" ?
A
hij heeft
B
zij heeft
C
u heeft
D
zij hebben

Slide 8 - Quizvraag

Hoe vertaal je "men heeft" in het Frans ?
timer
1:00
A
ils ont
B
nous avons
C
j'ai
D
on a

Slide 9 - Quizvraag

Hoe vertaal je "zij hebben" in het Frans ?
timer
1:00
A
ils ont
B
elle a
C
vous avez
D
tu as

Slide 10 - Quizvraag

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. zij  heeft
B. zij hebben
C.  men heeft
D.  jullie hebben
E. jij / je hebt
F. wij hebben
1.  nous  avons
2.  tu  as
3.  ils  ont
4.  on  a
5.  vous avez
6.  elle  a

Slide 11 - Sleepvraag

L'adjectif possessif/het bezittelijkvoornaamwoord
mon/ma/mes
ton/ta/tes
son/sa/ses.

Slide 12 - Tekstslide

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?

Slide 13 - Open vraag

Zie onderstaande bezittelijke voornaamwoorden. Maak de juiste combinaties.
MIJN
JOUW
ZIJN/HAAR
mon
ton
son
ta
tes
mes
ses
ma
sa

Slide 14 - Sleepvraag

Sleep de juiste 2 bezittelijke voornaamwoorde naar het midden
une trousse
ma 
mon
mes
ton
ta
tes

Slide 15 - Sleepvraag

Sleep de juiste 2 bezittelijke voornaamwoorde naar het midden
les livres 
ma 
mon
mes
ton
ta
tes

Slide 16 - Sleepvraag

Sleep de juiste 2 bezittelijke voornaamwoorde naar het midden
un frère
ma
mon
mes
ton
ta
tes

Slide 17 - Sleepvraag

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (jouw) oncle
A
ton
B
tes
C
son
D
ses

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het bezittelijk voornaamwoord?
A
Il aime ses baskets.
B
Il aime sa baskets.
C
Il aime son basket .

Slide 19 - Quizvraag

Kies de juiste bezittelijke voornaamwoorden
in de zinnen:
J’aime (haar) meubles. (mv)
Ce sont (jouw) affaires ! (mv)
A
ses / tes
B
tes / ses
C
ses / ses
D
tes / tes

Slide 20 - Quizvraag

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 4 opties.

_________ (haar) frère
A
sa
B
ta
C
son
D
ton

Slide 21 - Quizvraag

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 3 opties.

_________ (haar) amie
A
sa
B
ton
C
son
D
ta

Slide 22 - Quizvraag

Getallen 0 -70

Slide 23 - Tekstslide

sept
dix
quatre
six
un
neuf
cinq
huit
deux
trois
quinze
onze
quatorze
vingt-trois
dix-sept
dix-huit
dix-neuf
douze
seize
vingt
vingt-deux
cinquante-cinq
soixante
treize
1
2
3
5
4
6
7
8
9
10
11
17
16
18
20
12
22
13
14
15
19
55
60
Les nombres

Slide 24 - Sleepvraag

Extra oefening / herhaling

Slide 25 - Tekstslide

De en het in het Frans is
A
le, la, les, une
B
des, une, les
C
le, la, l', les
D
le, l', des, un

Slide 26 - Quizvraag

Als je jarig bent, krijg je een ...
Je huiswerk maak je aan je ...

Sap van sinaasappels noem je ...

Vogels houd je in een ...
Als je op reis gaat, heten je spullen ...
bagage

jus d'orange
volière
bureau
plafond
cadeau
garage

Slide 27 - Sleepvraag

septembre
juillet
août
novembre
décembre
octobre
juli
november

december

augustus
september
oktober

Slide 28 - Sleepvraag

janvier
mars
mai
février
avril
juin
maart
februari

april

mei
januari

juni

Slide 29 - Sleepvraag

Où est le chien?
Le chien est dans la boite.
Le chien est sur la boite.
Le chien est 
devant la boite.
Le chien est sous la boite.
Le chien est derrière la boite. 

Slide 30 - Sleepvraag

Au  revoir

Slide 31 - Tekstslide