Grammar 3: past continuous vs past simple

• Engels
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Past continuous vs past simple

Learning goal

Ik kan de past continuous en past simple in een zin gebruiken. 

 past continuous

-De past continuous is een vorm van de verleden tijd, net als de past simple van vorig hoofdstuk. 
- Je gebruikt deze verleden tijd als je zegt dat iets voor langere tijd in het verleden aan de gang was. Het is nu afgelopen.

- Wat doe je met de wwen?
was/were + (werkwoord + ing)

Examples past continous

Yesterday I was reading a book.
She was enjoying the party.
We were watching the match on TV.

Je kiest was of were, afhankelijk van het persoonlijk vnw.
Aan het tweede werkwoord voeg je + ing toe. 

Examples past continous

Je kiest was of were, afhankelijk van het persoonlijk vnw.

I was 
You were
He/She/It was
We were  - You were - They were

James ....... (take) the car to go to work.

1. was taking
2. was takeing
3. were taking
4. were takeing

They ..........(talk) for a long time.

1. was talking
2. were talking

Let goed op!

-Je kiest eerst uit was/were. Welke past bij het persoonlijk vnw?
- Je voegt altijd -ing toe aan het tweede werkwoord.

Er is een spellingsregel:
- eindigt een werkwoord op een -e? Dan haal je die weg en dan voeg je +ing toe.
create > creating.

Wat is een past continuous?

1. They film the event with a hidden camera.
2. They filmed the event with a hidden camera.
3. They have filmed the event with a hidden camera.
4. They were filming the event with a hidden camera.

Past Continuous:
Welke zin staat in de Past continuous?

1. They were living in poverty.
2. They are living in poverty.
3. They lived in poverty.
4. They have been living in poverty.

Past Continuous:
in welke zin wordt de past continuous gebruikt?

1. I haven't been to that film yet.
2. I lived in Utrecht in 2010
3. I was walking down the street when I tripped.
4. I am eating a sandwich.

PAST CONTINUOUS

In welke zin wordt de Past Continuous gebruikt?

1. I was waiting for the bus.
2. I has waited for the bus?
3. I am waiting for the bus.
4. Ik weet het niet;(

Fill in the past continuous:

____ they ____ (learn) the past continuous?

Past simple & past continuous

Je kunt de past continuous en de past simple in één zin gebruiken.

Beide werkwoordstijden gebruik je voor de verleden tijd.

Eerst een korte herhaling van de past simple.

Op welke twee manieren zet je een werkwoord in de past simple?

Past simple

Verleden tijd.
Zeggen dat iets in het verleden is gebeurt en nu is afgelopen. 
Tijdsbepaling in de zin zoals yesterday, in 2020. 

Werkwoord in de past simple:
- regelmatig ww > + ed > worked
- onregelmatig ww > 2e rijtje > go verandert in went

Samen in één zin. 

Hoe gebruik je de past simple en past continuous in één zin?
Er staan twee activiteiten in een zin die zich allebei in de verleden tijd afspelen.

Voor de activiteit die zich het langst afspeelt > past continuous.
Voor de korte, plotselinge activiteit > past simple

Past continuous

De past continuous vorm je door:
was/were + (werkwoord + ing)

Sheila was reading a book.

Learning goal

Ik kan de past continuous en past simple in een zin gebruiken.

Examples 

He was doing his homework when he saw a rainbow.

I was taking a shower when the phone rang.
They were talking about football when Michael got angry.
He walked into the room when his sister was reading a book.

Let op! De lange activiteit staat niet altijd in het eerste gedeelte van een Engelse zin.

Ik kan de past continuous en the past simple in een zin gebruiken.

1. Yes
2. Almost, I need some more practice.
3. No, I need to study and practice.

Exitticket:
I ____(sit) in a cafe when you ___(call)

I understand

everything

almost everything

half of the rules

almost nothing

nothing