Dieren in het Duits

Dieren in het Duits
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Dieren in het Duits

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
- Dieren benoemen in het Duits
- Een korte beschrijving geven van een dier in het Duits

Slide 2 - Tekstslide

Leg het doel van de les uit en bespreek hoe het doel bereikt zal worden.
Wat weet je al over dieren in het Duits?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Dieren benoemen
Kat - die Katze
Hond - der Hund
Vogel - der Vogel

Slide 4 - Tekstslide

Laat afbeeldingen zien van deze dieren en vraag de studenten de namen te herhalen.
Informatie geven
De kat heeft vier poten. - Die Katze hat vier Beine.

Slide 5 - Tekstslide

Leg uit hoe je informatie kunt geven over dieren in het Duits en vraag de studenten om voorbeelden te geven.
Meer dieren
Koe - die Kuh
Schaap - das Schaf
Paard - das Pferd
Kip - das Huhn

Slide 6 - Tekstslide

Laat meer afbeeldingen zien van dieren en vraag de studenten om de namen te herhalen.
Werkwoorden
Eten - essen
Drinken - trinken
Lopen - laufen

Slide 7 - Tekstslide

Leg uit hoe werkwoorden gebruikt kunnen worden met dieren en vraag de studenten om voorbeelden te geven.
Beschrijvingen
De hond is bruin en heeft lange haren. - Der Hund ist braun und hat lange Haare.

Slide 8 - Tekstslide

Leg uit hoe je beschrijvingen kunt geven over dieren in het Duits en vraag de studenten om voorbeelden te geven.
Meer werkwoorden
Slapen - schlafen
Spelen - spielen
Jagen - jagen

Slide 9 - Tekstslide

Leg meer werkwoorden uit die gebruikt kunnen worden met dieren en vraag de studenten om voorbeelden te geven.
Verkleinwoorden
Katje - das Kätzchen
Hondje - das Hündchen
Vogeltje - das Vögelchen

Slide 10 - Tekstslide

Leg uit hoe verkleinwoorden worden gevormd in het Duits en vraag de studenten om voorbeelden te geven.
Meer verkleinwoorden
Kalfje - das Kalb
Lammetje - das Lamm
Veulentje - das Fohlen
Kuikentje - das Küken

Slide 11 - Tekstslide

Laat meer afbeeldingen zien van dieren en vraag de studenten om de verkleinwoorden te herhalen.
Vragen stellen
Hoe heet dit dier? - Wie heißt dieses Tier?
Wat eet dit dier? - Was frisst dieses Tier?
Waar woont dit dier? - Wo lebt dieses Tier?

Slide 12 - Tekstslide

Leer de studenten hoe ze vragen kunnen stellen over dieren in het Duits en laat ze oefenen.
Antwoord geven
Dit dier heet een konijn. - Dieses Tier heißt ein Kaninchen.
Dit dier eet gras en groenten. - Dieses Tier frisst Gras und Gemüse.
Dit dier woont in een bos. - Dieses Tier lebt im Wald.

Slide 13 - Tekstslide

Leer de studenten hoe ze antwoorden kunnen geven op vragen over dieren in het Duits en laat ze oefenen.
Dierentuin
Laten we een dierentuin maken in het Duits!

Slide 14 - Tekstslide

Laat de studenten in groepjes werken om een dierentuin te maken in het Duits. Ze moeten de namen van de dieren, beschrijvingen, voeding en leefomgevingen geven.
Dierentuin presenteren
Laat elk groepje hun dierentuin presenteren in het Duits.

Slide 15 - Tekstslide

Geef elk groepje de kans om hun dierentuin te presenteren aan de klas in het Duits.
Quiz
Laten we een quiz doen om te kijken wat we hebben geleerd!

Slide 16 - Tekstslide

Maak een quiz met vragen over dieren in het Duits om te testen wat de studenten hebben geleerd.
Herhaling
Laten we nog eens oefenen met het benoemen van dieren in het Duits!

Slide 17 - Tekstslide

Ga nog eens door de namen van de dieren en vraag de studenten om ze te herhalen.
Einde van de les
Bedankt voor het meedoen aan deze les over dieren in het Duits!

Slide 18 - Tekstslide

Sluit de les af met een bedankje en vraag de studenten of ze nog vragen hebben.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 19 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 20 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 21 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.