Het skelet en weefsel


Thema 6

6.1 Het skelet van de mens

1 het
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les


Thema 6

6.1 Het skelet van de mens

1 het

Slide 1 - Tekstslide

Welke botten ken je al?

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Tekstslide

Het skelet
Het skelet/geraamte zorgt voor stevigheid. Zonder je botten/beenderen zak je in elkaar. 

In totaal bestaat het skelet uit 206 botten. 

De armen en benen samen worden de ledematen genoemd.

De botten op bladzijde 100 moet je kennen voor de toets!

Slide 4 - Tekstslide

Het skelet! Wat weet jij al?
opperarmbeen
teenkootje
dijbeen
sleutelbeen
schedel
heupbeen
kuitbeen

Slide 5 - Sleepvraag

Wat is een ander woord voor botten?
A
Geraamte
B
Skelet
C
Beenderen

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Functies van het skelet
  • Het skelet zorgt voor stevigheid.
  • Het skelet beschermt je organen, bijvoorbeeld de schedel beschermt de hersenen.
  • Het skelet maakt samen met de spieren beweging mogelijk.
  • Het skelet geeft vorm aan je lichaam.

Slide 8 - Tekstslide

Wat is geen functie van het skelet?
A
Het pompt bloed rond
B
Het zorgt voor stevigheid
C
Het beschermt organen
D
Het geeft het lichaam vorm

Slide 9 - Quizvraag



6.2 Kraakbeenweefsel en beenweefsel

Slide 10 - Tekstslide

Kan jij je been in je nek leggen?

Slide 11 - Open vraag

Kon jij vroeger je been in de nek leggen?

Slide 12 - Open vraag

Kalk en lijmstof
In je botten zit kalk en lijmstof.

Kalk is hard. Het zorgt ervoor dat een bot stevig is.

Lijmstof is taai en buigzaam. Het zorgt ervoor dat een bot kan buigen.

Slide 13 - Tekstslide

Zorgt kalk of lijmstof voor stevigheid in botten?
A
Kalk
B
Lijmstof

Slide 14 - Quizvraag

Zit er in botten van oude mensen meer kalk of lijmstof?
A
Kalk
B
Lijmstof

Slide 15 - Quizvraag

Beenweefsel
Een weefsel is een groep cellen met dezelfde vorm en functie. 

De meeste botten bestaan voor het grootste deel uit beenweefsel. Beenweefsel zorgt voor stevigheid. Het is hard, heel stevig en bijna niet buigzaam. 

Slide 16 - Tekstslide

In beenweefsel zit....
A
veel kalk en weinig lijmstof
B
weinig kalk en veel lijmstof
C
evenveel lijmstof als kalk

Slide 17 - Quizvraag

Kraakbeenweefsel
In kraakbeenweefsel liggen kraakbeencellen en tusselcelstoffen. 

In de tussencelstoffen zit heel 
veel lijmstof en weinig kalk. 
Daardoor kan kraakbeen buigen. 

Slide 18 - Tekstslide

Hoe ouder je wordt hoe meer kraakbeen er verdwijnt, in de plaats hiervan komt beenweefsel.

Maar op sommige plekken blijft kraakbeen zitten:
In de oorschelp, in de neus, tussen de ribben en het borstbeen en tussen de wervels van de wervelkolom.

Slide 19 - Tekstslide

Kraakbeenweefsel bestaat vooral uit?
A
Lijmstof
B
Kalk

Slide 20 - Quizvraag

Beenweefsel is harder als kraakbeenweefsel.
A
Onjuist
B
Juist

Slide 21 - Quizvraag

Ouder worden
Als mensen ouder worden verandert er iets in het beenweefsel. Er gaat lijmstof weg en er komt kalk bij. De botten worden daardoor harder en minder buigzaam. 

Bij oudere mensen breken de botten hierdoor sneller.
Bij kinderen zitten er in de botten meer lijmstof waardoor je vroeger je been makkelijker in je nek kon leggen.

Slide 22 - Tekstslide

Huiswerk: maken 6.1 en 6.2

Slide 23 - Tekstslide