Economie les 27 september

Economie les 27 september
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Economie les 27 september

Slide 1 - Tekstslide

In deze les
1) Theorie
2) Begrippen Quiz 
3) Opgaven maken
4) Theorie
5)Opgaven maken
6) Bespreken

Slide 2 - Tekstslide

Theorie 
Overheidsbestedingen ↬ alle consumpties en investeringen van de overheid.
Nationaal inkomen ↬ totaal verdiende inkomen van een land (kano)
Toegevoegde waarde ↬ de waarde die wordt toegevoegd als het product verder wordt verwerkt.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn overheidsbestedingen?

Slide 5 - Open vraag

Wat is het nationaal inkomen?
A
Totale inkomen van een huishouden
B
Totale inkomen van een land
C
Totaal omzet van een bedrijf
D
Totale inkomen van Europa

Slide 6 - Quizvraag

Wat wordt er bedoeld met de toegevoegde waarde?
A
De begin waarde van een product
B
De totaal waarde van een product
C
Het verschil tussen de begin en eind waarde van een product
D
De waarde die wordt toegevoegd bij verwerking van product

Slide 7 - Quizvraag

Is E hier een geld of goederenstroom

Slide 8 - Tekstslide

Is E hier een geld of goederenstroom
A
geldstroom
B
goederenstroom
C
kan je niet weten

Slide 9 - Quizvraag

maak nu opgave 1 en 2 

Slide 10 - Tekstslide

opgave 1 
voorbeeld:
Het nationaal inkomen wordt gevormd door de nationale productie, wat staat voor waarde toevoegen aan ingekochte goederen en diensten. Het totaal van alle toegevoegde waarden vormt het nationaal product

Slide 11 - Tekstslide

opgave 2 
voorbeelden
- de overheid koopt militaire vliegtuigen in het buitenland. 
- de overheid betaalt de salarissen aan het ambassadepersoneel in het buitenland

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

maak nu de rest van de opgaves

Slide 14 - Tekstslide

opgave 3
voorbeeld van een goede berekening
belastingen= 620-290-170=160 (miljard)
overheidstekort= 180-160= 20 (miljard)

Slide 15 - Tekstslide

opgave 4

Door het tekort betekent dar er geldstroom ban de financiële instelling (bank) naar de overheid vereist is omdat ze geld moeten lenen.

Slide 16 - Tekstslide

opgave 5 
voorbeelden 
- inkomende geldstromen bedrijven= 180=290=480=950
uitgaande geldstromen= 620=430= 1.050
particuliere investeringen= 1.050-950=100
-inkomende geldstromen financiële instellingen= 170
uitgaande geldstromen financiële instellingen= 20+(480-430)= 70
particuliere investeringen= 170-70= 100

Slide 17 - Tekstslide

opgave 6

voorbeelden
- (besparingen- investeringen)+ (belastingen-overheidsbestedingen)=
(170-100)+(160-180)=50
- export- import =
480-430=50

Slide 18 - Tekstslide

opgave 7
bij (1) kop 4
bij (2) kop 2
bij (3) minder

Slide 19 - Tekstslide