Les Latijn week 14

Les Latijn week 14
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les Latijn week 14

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je over de periode vlak na de stichting van Rome?

Slide 2 - Woordweb

Rome
- Aeneas komt uit Troje en sticht Alba Longa
- Romulus en Remus zijn nakomelingen van Aeneas
-Romulus sticht Rome (21 april 753 v.Chr)

Slide 3 - Tekstslide

Koningstijd (753 v. Chr.-ca 27 v.Chr.)
- Romulus
- Sabijnse maagdenroof (tekst 2)
- Horatiërs tegen Curiatiërs (tekst 3)

Slide 4 - Tekstslide

Programma
0. wat weet je nu over de vroege geschiedenis van Rome?
1. terugblik vorige les: nakijken tekst 3 (herhalen nom/acc )
2. uitleg werkwoord (p.23)
3. werken aan weektaak (niet af = morgen na SO Grieks verder aan werken)

Slide 5 - Tekstslide

Tekst 3: check nom. en acc.
In de volgende dia zie je een aantal zelfstandig naamwoorden uit tekst 3 (Horatiërs tegen Curiatiërs).
Geef aan welke woorden in de nominativus en welke in de accusativus staan.

Slide 6 - Tekstslide

nominativus
accusativus
Romani (r.1)
bellum (r.1)
pugnam (r.1)
populum (r.2)
Curiatii (r.3)

Slide 7 - Sleepvraag

Slide 8 - Tekstslide

Kijk zelf je vertaling na mbv het antwoordblad!
Vertaling Extra: Horatiërs tegen Curiatiërs
.1. De Romeinen hebben oorlog. Maar zij verlangen geen gevecht, want zij houden van het andere volk. Dus zij hebben een plan. Drie Horatiërs moeten een gevecht houden met drie Curiatiërs. De Curiatiërs hebben zwaarden en zij verlangen de Horatiërs bang te maken. Nu doden zij twee Horatiërs!
5. Maar één Horatius heeft een list. Hij roept: “Ik verlang geen gevecht! Ik vlucht!’ Vervolgens huilt hij en rent. De Curiatiërs zien het gevaar niet en rennen ook. Maar Horatius verlangt zeer naar roem en hij doodt de Curiatiërs. De Romeinen zijn blij!

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Uitleg praesens (p.23)
Werkwoorden worden ingedeeld in groepen. De laatste letter van de stam bepaalt bij welke groep het werkwoord hoort:
clama-t: a-stam
vide-t: e-stam
audi-t: i-stam
mitt-i-t: medeklinker stam (let op: bindvocaal!)

Slide 11 - Tekstslide

Geef de opbouw van de volgende werkwoorden:
(dus: stam- (bindvocaal)- uitgang)
voorbeeld: defendunt= defend-u-nt
1. timent
2. vulneras
3. vivit 
(tip: je mag op p.24 bij de leerwoorden kijken)

Slide 12 - Tekstslide

1. timent
2. vulneras
3. vivit

Slide 13 - Open vraag

Aan de slag met de weektaak:
- kijk je vertaling van tekst 3 na mbv het antwoordblad
-maak exercitio 4A en 4B(p.24): zet daarbij streepjes tussen de stam- (bindvocaal)- uitgang EN vertaal het woord
- maak de opdracht over de leerwoorden van woordblok 4 (p.24). zie volgende slide voor de opdracht. 
-  leer de rijtjes van het praesens (p.23)
 - leer de leerwoorden van woordblok 4 (p.24)

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht woordblok 4
 a. Noteer bij zoveel mogelijk woorden een woord dat erop lijkt in een andere taal (bijv. Nederlands, Engels, Frans, Spaans)
 b. Kies twee werkwoorden uit en schrijf de volledige vervoeging ervan op (zie p.23).  Zet telkens een streepje tussen de stam (-bindvocaal) en uitgang.
c. Noteer alle zelfstandig naamwoorden uit woordblok 4 en zet erachter volgens welk voorbeeldrijtje (zie p.19) ze verbogen worden. 

Slide 15 - Tekstslide

weektaak (niet af= huiswerk)
- maak exercitio 4A en 4B (p.24): zet daarbij streepjes tussen de stam- (bindvocaal)- uitgang EN vertaal het woord
- maak de opdracht over de leerwoorden van woordblok 4 (p.24). zie volgende slide voor de opdracht.
- leer de rijtjes van het praesens (p.23)
 - leer de leerwoorden van woordblok 4 (p.24)
Lukt het vandaag niet om het af te krijgen, dan mag je morgen na de SO Grieks nog aan Latijn werken!

Slide 16 - Tekstslide

Klaar met de weektaak?
Beantwoord dan onderstaande vragen. Gebruik als bron boeken in het lokaal of betrouwbare internetsites.
1. Wie waren de eerste drie Romeinse koningen?
2. Welk probleem probeerde de eerste koning op te lossen met de Sabijnse maagdenroof?
3. Bij de derde koning is er sprake van een strijd die je een 'broedertwist' zou kunnen noemen. Leg deze stelling uit. 4. Hoe werd deze broedertwist uiteindelijk uitgevochten?
5. Hoe zou je op basis van deze verhalen het Romeinse volk omschrijven? 

Slide 17 - Tekstslide