paragraaf 3 Jongeren aan het werk

Welkom bij Economie
Fijn dat jullie er weer zijn.
 * Ga lekker zitten op je plek
* Mobiel is weg deze zit in één van de vakjes van de telefoontas
* Mobiel staat op vliegtuigstand of staat uit
* Hoofdstuk 7 paragraaf 3 blz. 84
* We gaan zo beginnen ...........
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Economie
Fijn dat jullie er weer zijn.
 * Ga lekker zitten op je plek
* Mobiel is weg deze zit in één van de vakjes van de telefoontas
* Mobiel staat op vliegtuigstand of staat uit
* Hoofdstuk 7 paragraaf 3 blz. 84
* We gaan zo beginnen ...........

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling paragraaf 1

Slide 2 - Tekstslide

Wat is formele productie?
A
Productie in ruime zin
B
Wit werk
C
Grijs en zwart werk
D
Alle soorten werk bij elkaar

Slide 3 - Quizvraag

Hierna staan twee beweringen over formele productie:
1. De hulpmiddelen bij de formele productie heten kapitaalgoederen. 
 
2. Ongeregistreerde productie tegen betaling hoort bij de formele productie.

Geef aan welke bewering juist is en welke onjuist is.
Juist
Onjuist

Slide 4 - Sleepvraag

Hieronder staan vier voorbeelden van productie. 

Is er sprake van formele productie of van informele productie? Sleep de voorbeelden naar het juiste vak.
formele productie
informele productie
De buurman legt in zijn tuin een nieuw gazon aan.
De gemeentelijke plantsoenendienst maakt het park schoon. 
Een fabrikant maakt een nieuw model smartphone. 
Een timmerman beunt bij in de avonduren. 

Slide 5 - Sleepvraag

Om te kunnen produceren heeft een bedrijf
productiefactoren nodig.
Kapitaal
Arbeid
Natuur

Slide 6 - Sleepvraag

Productiefactoren
Natuur 
Kapitaal
Arbeid
Ondernemerschap
Grond waarop producten verbouwt worden
Gebouwen en machines die nodig zijn bij het produceren van een product
Inspanning van mensen voor het produceren van producten
Het combineren van alle productiefactoren

Slide 7 - Sleepvraag

Een bedrijf met veel machines is ...
A
arbeidsintensief.
B
kapitaalintensief.

Slide 8 - Quizvraag

Het schilderen van een huis is ...
A
kapitaalintensief.
B
arbeidsintensief.

Slide 9 - Quizvraag

herhaling paragraaf 2

Slide 10 - Tekstslide

Wie zorgt dat een eindproduct in de winkel komt te liggen?
A
Groothandel
B
Detailhandel

Slide 11 - Quizvraag

T4: welke van de volgende twee stellingen is/zijn juist?
I. Een groothandel verkoopt alleen aan consumenten
II. Een groothandel is een dienstverlenend bedrijf
A
geen van beide
B
alleen I
C
Alleen II
D
beide

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een bedrijfskolom?
Een bedrijfskolom ....
A
... zijn de bedrijven waarmee een bedrijf handelt
B
...is de productieweg binnen een bedrijf
C
...zijn alle bedrijven die eenzelfde soort product maken
D
...geeft aan welke bedrijven in de productieweg van een product voorkomen

Slide 13 - Quizvraag

Een bedrijfstak ......
A
is de productieweg binnen een bedrijf.
B
zijn de bedrijven waarmee een bedrijf handelt.
C
geeft aan welke bedrijven in de productieweg voorkomen.
D
zijn alle bedrijven die eenzelfde soort product maken.

Slide 14 - Quizvraag

Toegevoegde waarde
A
Hoeveel een product telkens meer waard wordt
B
Doordat een product wordt bewerkt wordt het meer waard
C
Hoeveel een product telkens meer waard wordt doordat een bedrijf het product bewerkt.

Slide 15 - Quizvraag

4. Hoeveel heeft de groothandel aan waarde toegevoegd?
A
950
B
785
C
1290
D
165

Slide 16 - Quizvraag

Hoofdstuk 7 paragraaf 3
Jongeren aan het werk

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Individuele  arbeidsovereenkomst
Een arbeidsovereenkomst afgesloten tussen een werknemer een werkgever die gaat over de arbeidsvoorwaarden.

Slide 19 - Tekstslide

Arbeidsovereenkomst

Slide 20 - Tekstslide

begrippen overnemen

arbeidsovereenkomst: een overeenkomst tussen werkgever en werknemer met daarin de arbeidsvoorwaarden (rechten en plichten)

Arbeidsvoorwaarden: de rechten en plichten van de werkgever en werknemer

Proeftijd: Periode waarin de werknemer zonder reden ontslagen mag worden of ontslag mag nemen


Slide 21 - Tekstslide

Proeftijd
  • staat in je arbeidsovereenkomst
  • 1 of 2 maanden
  • bij een tijdelijk contract tot 2 jaar proeftijd maximaal 1 maand
  • bij een contract van 6 maanden geen proeftijd
  • in de proeftijd kun je ook zelf het contract opzeggen

Slide 22 - Tekstslide

Twee soorten arbeidsovereenkomsten:

  • de vaste arbeidsovereenkomst (zonder einddatum);


  • de tijdelijke arbeidsovereenkomst (met einddatum). flexwerkers




Slide 23 - Tekstslide

Wat is een arbeidsovereenkomst?
A
Het wettelijk ontslag vanuit de werkgever
B
Het wettelijk minimumloon
C
Betaalde arbeid
D
Afspraak tussen werkgever en werknemer

Slide 24 - Quizvraag

Wat zijn arbeidsvoorwaarden?
A
afspraken die gelden als je ergens werkt
B
afspraken die voor iedereen gelden

Slide 25 - Quizvraag

Wat is geen arbeidsvoorwaarde?
A
Het loon per maand
B
De functie
C
Aantal werkuren per week
D
Aantal vakantiedagen

Slide 26 - Quizvraag

Hoe worden mensen met een tijdelijk arbeidscontract ook wel genoemd?
A
flexwerkers
B
jaarwerkers
C
klokwerkers
D
nul urencontract

Slide 27 - Quizvraag

Tijd waar je zelf of je werkgever zomaar het contract mag opzeggen
A
probeertijd
B
flextijd
C
proeftijd
D
opzegtermijn

Slide 28 - Quizvraag

De arbeidsovereenkomst kan eindigen:

  • in de proefperiode;
  • als ouders van kinderen tot 16 jaar binnen vier weken
  •   bezwaar maken; 
  • op de afgesproken einddatum (bij een tijdelijke
     arbeidsovereenkomst); 
  • na een opzegtermijn (bij een vaste arbeidsovereenkomst).

Slide 29 - Tekstslide

Er zijn wettelijke regels over, onder andere:

  • het loon dat minimaal betaald moet worden
     (Wet op het minimumloon); 
  • de tijd die maximaal gewerkt mag worden
    (Arbeidstijdenwet); 
  • de arbeidsomstandigheden
    (Arbeidsomstandighedenwet= Arbo)
  • werken met een tijdelijke arbeidsovereenkomst
    (Wet werk en zekerheid).

Slide 30 - Tekstslide

Arbeidstijdenwet
Wet waarin de regels staan over werktijden en rusttijden:
  • Hoeveel uur je mag werken per dag en hoeveel pauze je dan moet krijgen.
  • Hoeveel nachtdiensten of ploegendiensten je mag draaien.
  • Het verlof voor zorgtaken: zwangerschapsverlof of ouderschapsverlof.

Er is een speciale arbeidstijdenwet voor jongeren:
  • Schooltijd telt als werktijd.
  • Beperkt aantal uren in de avond en het weekend.
  • Regels veranderen per jaar dat je ouder wordt.

Slide 31 - Tekstslide

Arbowet
In de Arbowet staan regels voor veilige en gezonde arbeidsomstandigheden

Slide 32 - Tekstslide

Arbowet is:
A
Wet voor een gezonde en veilige werkplek
B
Regel dat overheid werk moet regelen
C
Wet wat alleen geld voor de bouwsector
D
Wet dat je sollicitatieplicht hebt

Slide 33 - Quizvraag

Wat is een arbeidstijdenwet?
A
Wet met regels voor werk en rusttijden
B
Wet waarin staat dat je mensen niet verschillend mag behandelen op basis van hun geslacht, ras leeftijd of afkomst
C
Wet met regels voor veilige en gezonde arbeidsomstandigheden
D
Afspraken over onder andere de werkzaamheden, de werktijden en het loon in je baan

Slide 34 - Quizvraag

Wat is proeftijd?
A
Dan heb je geen arbeidsovereenkomst
B
Dan heb je een tijdelijke baan
C
In deze periode is je contract direct opzegbaar
D
De periode die je niet krijgt betaald

Slide 35 - Quizvraag

De maximale lengte van de proeftijd (bij een tijdelijke arbeidsovereenkomst tot 2 jaar) is? zie leertekst
A
Maximaal 2 maanden
B
Maximaal 2 weken
C
Maximaal 3 maanden
D
Maximaal 1 maand

Slide 36 - Quizvraag

Fulltime of partime?
Fulltime is een voltijdbaan van minimaal 36 uur

Parttime is een deeltijdbaan (minder dan 36 uur)

Slide 37 - Tekstslide

huiswerk
1 tot met 9
maak eventueel een samenvatting van paragraaf 3

Slide 38 - Tekstslide