present simple/past simple

Lesson Plan
Today you will learn:

What is the present simple and how can I use it?
What is the past simple and how can I use it?
How?
-  Quick recap on former lesson
 - interactive explanation with slides and video ( 5/10 min)
 - A quiz to test your knowledge!!
-  questions about the homework/start on the homework

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Lesson Plan
Today you will learn:

What is the present simple and how can I use it?
What is the past simple and how can I use it?
How?
-  Quick recap on former lesson
 - interactive explanation with slides and video ( 5/10 min)
 - A quiz to test your knowledge!!
-  questions about the homework/start on the homework

Slide 1 - Tekstslide

Recap (singular and plural nouns)

Hoofdregel
Bijna alle woorden: enkelvoud + s (BALL/BALLS TRUCK/TRUCKS CAR/CARS)
Uitzonderingen EZELSBRUGGETJE ( SOFY)
S Woorden die eindigen op -s/-x/-sh/-ch (klinkt als s): enkelvoud + es
(bijv. bus = buses, fox = foxes)
O Woorden die eindigen op -o: enkelvoud + es
(bijv. patato = patatoes, hero = heroes)
F Woorden die eindigen op -f/-fe: enkelvoud f/fe wordt ve + s
(bijv. knife = knives, shelf = shelves)
Y Woorden die eindigen op -y: enkelvoud y wordt ie + s
(bijv. baby = babies)



Slide 2 - Tekstslide

The Present Simple
Present Simple


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Present simple: 
feit/gewoonte/regelmatig gebeurt
ww en bij she/he/it s erachter ( SHIT)


  • Hoe maak je een ontkennende zin?
Do/Does + not + hele ww
voorbeeld: I do not like this music very much (don't)
He does not go out very often  (doesn't) 
  • hoe maak je een vragende zin?
do/does + hele ww
Do you often go to the airport ?
Does she drive a car?



Present simple: (often,usually, never, sometimes)
Wanneer? Feit/gewoonte/ iets wat regelmatig gebeurt
Hoe? WW en bij she/he/it erachter ( SHIT regel) 
Hoe maak je een ontkennende zin?   -
Do/Does + not + hele ww
I do not like this music very much (don't)
He does not go out very often (doesn't)
Hoe maak je een vragende zin?
do/does + hele ww
voorbeeld: Do you often go to the airport ?
Does she drive a car?


Slide 5 - Tekstslide

Maak allemaal een zin in de present simple. (mag ook een vraag- of een ontkennende zin zijn)
Gebruik signaal woorden zoals: always, often, usually, sometimes

Slide 6 - Open vraag

Past Simple

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

vraag en ontkenning
  • Hoe maak je een ontkennende zin?
Did + not + hele ww (tegenwoordige tijd)
He did not look at the sign on the road yesterday (didn't)
I did not see him at home this morning ( didn't)
  • Hoe maak je een vragende zin?
Did  + hele ww (tegenwoordige tijd) 
Did I give you my homework yesterday?
Did she visit her sister in Amsterdam last month?

Past simple: (yesterday, a week ago, in 1981, last month)
Wanneer? wanneer iets in het verleden is gebeurt en is beëindigd.
Hoe? WW+ED en het 2e rijtje van de onregelmatige ww ( page 327-329. Kennen!!!)
Hoe maak je een ontkennende zin?
Did + not + hele ww (tegenwoordige tijd)
He did not look at the sign on the road yesterday (didn't)
I did not see him at home this morning ( didn't)
Hoe maak je een vragende zin?
Did + hele ww (tegenwoordige tijd)
Did I give you my homework yesterday?
Did she visit her sister in Amsterdam last month?

Slide 9 - Tekstslide

Maak allemaal een zin in de past simple.
(mag ook een vraag- of een ontkennende zin zijn)
Gebruik signaal woorden zoals: yesterday, last week, last year, in 1994, five hours ago.

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

past simple of 'awake'
timer
0:20
A
awaken
B
awaked
C
awoke
D
awoken

Slide 12 - Quizvraag

Wat zijn signaalwoorden voor de past simple?
timer
0:20
A
for, yet, never, ever
B
yesterday, last year, ago
C
always, often, usually, never
D
right now, at the moment

Slide 13 - Quizvraag

De present simple gebruik je om...
A
te laten zien dat je nu iets aan het doen bent
B
feiten te tonen
C
hout mee te hakken
D
mee te zwaaien

Slide 14 - Quizvraag

Present Simple
A
Lucy lives in London.
B
Lucy lived in London.
C
Lucy is living in London.
D
Lucy has lived in London.

Slide 15 - Quizvraag

Make it plural:

Mouse
A
Mouses
B
Mice

Slide 16 - Quizvraag

Past Simple:
Pick the example of the past simple:
A
Was she living in the city?
B
Did she live in the city?
C
Has she lived in the city?
D
Has she been living in the city?

Slide 17 - Quizvraag

past simple of 'catch'
timer
0:20
A
caught
B
catched
C
catch
D
caughted

Slide 18 - Quizvraag

Plural (meervoud)

A
tomatoe's
B
tomattoes
C
tomatoes
D
tomatoos

Slide 19 - Quizvraag

Present simple
He ..... (to call) me daily
A
call
B
calls

Slide 20 - Quizvraag

Plural (meervoud)
A
babys
B
babbies
C
baby's
D
babies

Slide 21 - Quizvraag

past simple of 'draw'
timer
0:30
A
drew
B
draw
C
drewn
D
drawn

Slide 22 - Quizvraag

Hoe maak je de present simple?
A
Alleen de stam (WW)
B
De stam en +s bij he, she en it
C
De stam + ing
D
De stam + ed

Slide 23 - Quizvraag

WELKE ZIN GEBRUIKT DE PRESENT SIMPLE?
A
He doesn't work every day
B
He not worked every day
C
He werken't every day
D
He not works every day

Slide 24 - Quizvraag

The plural of "ox" is
A
Oxes
B
Ons
C
Oxan
D
Oxen

Slide 25 - Quizvraag

Present simple
Past simple
am 
was
afford
drove
did
walked
does
search
had
knew
liked
read

Slide 26 - Sleepvraag

Homework
(Af)maken: Deel A, 2 Talks and Conversations
Leren Vocab: woorden 2.1 tm 2.4 (p.74-76) TEST NEXT WEEK
Study:
- Singular/Plural nouns
- Present simple/past simple
- irregular verbs all (p.327-329)


Slide 27 - Tekstslide