Een bezittelijk voornaamwoord geeft een bezit van iemand aan: mijn fiets, jouw huis, haar schoenen.
De vorm hangt af van de vorm van het zelfstandige naamwoord: mannelijk, vrouwelijk, enkelvoud, meervoud.
Let op bij son en sa. Beide betekenen zijn, ondanks dat 'sa' de vrouwelijke vorm is.
Paul a un copain > c'est son copain: het is ZIJN vriend.
Laura a un copain > c'est son copain: het is HAAR vriend.