Leçon 28: bezittelijke voornaamwoorden 2


Bonjour
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les


Bonjour

Slide 1 - Tekstslide

Programme 
pour la leçon 28
        Aujourd'hui (=vandaag) :
  • Faire l'exercice K page 41
  • Corrigé des exercices dans le supplément pages 47 et 48
  • Bezittelijke voornaamwoorden 2



jeudi 25 mai

Slide 2 - Tekstslide

Supplément, page 41
Faire exercice K
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Corrigé de l'exercice K page 41

  • 1. Tu aimes le foot ?
  • 2. Non, je déteste le foot.
  • 3. Qu’est-ce que tu aimes ?
  • 4. J’aime le tennis.
  • 5. Tu aimes les jeux vidéo ?
  • 6. Oui, j’adore les jeux.
  • 7. Où es-tu ? / Tu es où ?


  • 8. Je suis au collège. / Je suis à l’école.
  • 9. Tu as des animaux domestiques ?
  • 10. Oui, j’ai un chien et deux chats.
  • 11. Non, ce n’est pas difficile. Le français est facile.
  • 12. La prof / la professeur n’aime pas le foot.

Slide 4 - Tekstslide

Exercice A page 47 (chapitre 4): 
  1. ta classe
  2. mon petit ami
  3. son vélo
  4. ses parents
  5. ton père
  6. sa soeur
  7. ma maison
  8. ses frères
  9. son prof de géo
  10. mes copains
  11. sa mère
  12. ta copine

Slide 5 - Tekstslide

Exercice B page 48 (chapitre 4): 
  1. sa voiture
  2. ta prof de maths
  3. ma guitare
  4. sa grand-mère
  5. ton nom
  6. sa table
  7. ma petite soeur
  8. son ordinateur
  9. ta chaise
  10. sa chambre
  11. ma photo
  12. son lit



Slide 6 - Tekstslide

Exercice C page 48 (chapitre 4): 
  1. mes livres
  2. ta mère
  3. son père
  4. son copain / son ami
  5. tes copains / tes amis
  6. sa soeur
  7. son cousin
  8. mes parents
  9. sa chaise
  10. ton chien
  11. mon ordinateur
  12. son frère




Slide 7 - Tekstslide

De bezittelijke voornaamworden (2)
notre - nos
votre - vos
leur - leurs

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoel: 
- aan het einde van de les herken ik het bezittelijk voornaamwoord in een Franse zin
- aan het einde van de les kan ik een zin maken met het bezittelijk voornaamwoord in het Frans

Slide 9 - Tekstslide

Wat is belangrijk in het Frans om het juiste bezittelijke voornaamwoord te kiezen ?
A
het geslacht van het bezitter
B
het geslacht van het bezit (is het zelfstandig naamwoord dat erna komt vrouwelijk of mannelijk?)

Slide 10 - Quizvraag

Alice n'aime pas ___ frère.
A
sa
B
son

Slide 11 - Quizvraag

Lucas travaille avec __ soeur.
A
sa
B
son

Slide 12 - Quizvraag

man.
vrouw.
meerv.
mijn
mon
ma
mes
jouw
ton
ta
tes
zijn
son
sa
ses
haar
son
sa
ses
Wat valt je op?
enkelv.
meerv.
ons, onze
jullie, uw
hun

Slide 13 - Tekstslide

Ons, onze = notre, nos
Jullie, uw = votre, ... ?

Slide 14 - Open vraag

enkelv.
meerv.
ons, onze
notre
ons huis: notre maison
nos
onze buren: nos voisins
jullie, uw
votre 
uw kat: votre chat
jullie leraar: votre prof
vos
uw vrienden: vos amis
jullie kinderen = vos enfants
hun
leur
hun huis: leur maison
leurs
hun dieren : leurs animaux

Slide 15 - Tekstslide

Supplément
- Exercice F page 51
Si tu vas vite, fais aussi l'exercice G.
timer
5:00

Slide 16 - Tekstslide

Exercice F page 51 (chapitre 4): 
  1. notre classe
  2. vos élèves
  3. leur collège
  4. nos livres
  5. leurs amies
  6. votre jardin
  7. nos profs
  8. leur père
  9. vos crayons
  10. votre clé

Slide 17 - Tekstslide

Qu'est-ce qu'il y a dans ton sac ?
1. Vertel wat er in elkaars schooltas zit: 
Dans mon sac, il y a mon ordinateur, etc ...
2. Je moet ook kunnen zeggen wat er in de tas van je buurman/vrouw zit. Welk bezittelijk voornaamwoord gebruik je dan?

Slide 18 - Tekstslide

Devoirs:
Apprendre (=leren):
  • Supplément, p. 50: bezittelijke voornaamwoorden
  • Quizlet/WRTS 4-6 F-N

Faire (=maken)
  • Supplément page 51: exercice G

Slide 19 - Tekstslide