In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
P4.1 Kracht en soorten beweging
natuurkunde overal
Slide 1 - Tekstslide
Inhoud
- Uitleg Lesson-up (2 min)
- Planning (2 min)
- Leerdoelen 4.1 (1 min)
- Instructie 4.1 (25 min)
- Controle leerdoelen (5 min)
- Zelfwerktijd (20 min)
Slide 2 - Tekstslide
Planning
- Week 50
* 4.1 en 4.2
- Week 51
* 4.3 en 4.4
- Week 2
* Herhalen en oefenen
- Week 3 - Toetsweek
Slide 3 - Tekstslide
Lesson-up
Lesson-up is een online tool voor het geven van lessen
Slides in combinatie met video's, quizvragen, open vragen en spelletjes
Lessen zijn naderhand ook zelfstandig te doen
Slide 4 - Tekstslide
Deze paragraaf
Je leert hoe kracht met beweging samenhangt
Moet de baanrenster tijdens de rit,
als ze met constante snelheid rijdt,
nog steeds kracht zetten?
Slide 5 - Tekstslide
Vandaag
Herhaling klas 2 en klas 3, hoofdstuk 1
* rekenen met de formule voor gemiddelde snelheid
* bewegingen herkennen in een v,t- diagram
* afstanden en snelheden met behulp van x,t- en v,t- diagrammen bepalen en berekenen
Slide 6 - Tekstslide
Wat weet je nog over het onderwerp 'beweging'?
Slide 7 - Woordweb
Beweging betekent snelheid. Wat is het symbool voor snelheid? Wat is de eenheid van snelheid?
A
symbool: v
eenheid: m/s
B
symbool: s
eenheid: m/s
C
symbool: v
eenheid: km/h
D
symbool: s
eenheid: km/h
Slide 8 - Quizvraag
Wat is snelheid?
A
De afstand die je aflegt in een uur
B
De tijd die je nodig hebt om een kilometer af te leggen
C
De afstand die je aflegt in een bepaalde tijd
D
De tijd die je nodig hebt om een meter af te leggen
Slide 9 - Quizvraag
Als je snelheid wilt bereken moet je de volgende formule gebruiken:
=
Afstand
Tijd
Snelheid
Slide 10 - Sleepvraag
Herhaling
Snelheid (v): Hoeveel meter je elke seconde aflegt (m/s)
Je berekend dit met:
- afstand (s) in meter
- tijd (t) in seconde
vgem=ts
Slide 11 - Tekstslide
Hoogste constante snelheid
Vertraging
Grootste versnelling
Kleinste versnelling
Laagste constante snelheid
Slide 12 - Sleepvraag
Over een sprint van 100 m doe je 13,4 seconden. Wat is je snelheid?
Slide 13 - Woordweb
Naar Uitgeest rijdt ik gemiddeld 83 km/h. De afstand is 225 km. Hoe lang doe ik erover?
Slide 14 - Woordweb
Herhaling
vgem=ts
Grootheid
Symbool
Eenheid 1
Eenheid 2
afstand
s
m
km
tijd
t
s
h
sneleheid
v
m/s
km/h
Slide 15 - Tekstslide
Ik ga 3,6 km/h, hoeveel m/s is dat?
Slide 16 - Woordweb
Omrekenen km/h --> m/s
Slide 17 - Tekstslide
Wat is sneller? 10 km/h of 10 m/s
A
10 km/h
B
10 m/s
Slide 18 - Quizvraag
20 m/s =
33,3 m/s =
54 km/h =
18 km/h =
72 km/h
15 m/s
5 km/h
5 m/s
120 km/h
5,6 m/s
72 m/s
5,6 km/h
15 km/h
120 m/s
194 km/h
65 km/h
Slide 19 - Sleepvraag
s,t - diagram
Wanneer rijd je sneller?
- de eerste 2 seconden?
- de laatste 4 seconden?
Hoe zien we dat?
Wat is een eenparige beweging?
Slide 20 - Tekstslide
Wat is een eenparige versnelling?
Bij een eenparige beweging is de snelheid constant
Bij een eenparige versnelling is de ................................
Hoe ziet dat eruit in v,t-diagram >> denk na!
Slide 21 - Tekstslide
Welke beweging hoort bij welk v,t-diagram?
eenparige beweging
eenparige versnelling
Eenparige vertraging
Slide 22 - Sleepvraag
Hoeveel afstand leg je af tijdens versnellen?
- bij eenparig:
oppervlakte onder de grafiek
- bij eenparig versneld: oppervlakte onder de grafiek
Slide 23 - Tekstslide
De afgelegde afstand in een v,t-diagram is gelijk aan de grafiek.
De snelheid in een s,t diagram is gelijk aan de grafiek.
Een schuine recht lijn in een s,t-diagram geeft een weer.
Een schuine lijn in een v,t-diagram hoort bij een vertraagde beweging
de helling
de oppervlakte
de helling
de oppervlakte
constante snelheid
versnelling
omhoog
omlaag
Slide 24 - Sleepvraag
Bepaal de afgelegde weg in de eerste 45 sec
Slide 25 - Open vraag
Bepaal de afgelegde weg in de eerste 10 sec
Slide 26 - Open vraag
Het stoplicht springt op groen. Je versnelt in 3 seconden naar een snelheid van 15 km/h. Hoeveel meter leg je in die 3 seconden af?
Slide 27 - Open vraag
Check-out
Kun je nu:
* rekenen met de formule voor gemiddelde snelheid
* bewegingen herkennen in een v,t- diagram
* afstanden en snelheden met behulp van x,t- en v,t- diagrammen bepalen en berekenen
Slide 28 - Tekstslide
En dan nu nog de plaats tijd diagram. Koppel de begrippen aan de juiste grafieken.
Tekst
Stilstaande beweging
Versnelde beweging
Vertraagde beweging
Eenparige beweging
Slide 29 - Sleepvraag
(s,t)-diagram
(v,t)-diagram
Slide 30 - Sleepvraag
Kies de juiste diagrammen bij deze beweging
(x,t)-diagram
(v,t)-diagram
Slide 31 - Sleepvraag
Welke twee diagrammen beschrijven de beweging van de fietser?
(x,t)-diagram
(v,t)-diagram
Slide 32 - Sleepvraag
De resulterende kracht (Fres)
Om te blijven bewegen is er (op aarde) altijd een kracht nodig!
De resulterende kracht is alle krachten bij elkaar opgeteld:
Als Fres = 0 N dan is de snelheid constant (of 0!)
Als Fres > 0 N dan versnelt het voorwerp
Als Fres < 0 N dan vertraagt het voorwerp
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
Maya rijd met constante snelheid op haar fiets naar school. Zij moet hiervoor een kracht leveren van 120 N. Wat kun je zeggen over de weerstandskracht(en) op dat moment?
A
Deze zijn groter dan de trapkracht
B
Deze zijn kleiner dan de trapkracht
C
Deze zijn net zo groot als de trapkracht
D
Dat is niet te bepalen
Slide 35 - Quizvraag
De volgende dag heeft ze tegenwind. Toch rijd ze met dezelfde snelheid naar school. Wat weet je nu over de kracht die ze moet leveren?
A
Tegenwind = meer weerstandkracht dus minder trapkracht nodig
B
Tegenwind = meer weerstandkracht dus meer trapkracht nodig
C
Tegenwind = minder weerstandkracht dus minder trapkracht nodig
D
Tegenwind = minder weerstandkracht dus meer trapkracht nodig
Slide 36 - Quizvraag
Bepaal de afstand die Peter heeft afgelegd
Slide 37 - Open vraag
Uitwerking
afgelegde weg = oppervlakte onder v,t diagram
Let op, tijd in min vs tijd in sec
1ste driehoek
1/2 x (4x60) x 16 = 1920 m
rechthoek
((13-4)x60) x 16 = 8640 m
2de driehoek
1/2 x (2x60) x 16 = 960 m
Totaal
1920 + 8640 + 960 = 11520 m = 11,52 km
Slide 38 - Tekstslide
Bepaal de afstand die Yvonne heeft afgelegd
Slide 39 - Open vraag
Uitwerking
afgelegde weg = oppervlakte onder v,t diagram
Let op, tijd in min vs tijd in sec
1ste driehoek
1/2 x (2x60) x 13 = 780 m
rechthoek
((13-2)x60) x 14 = 8580 m
2de driehoek
1/2 x (2x60) x 13 = 780 m
Totaal
780 + 8580 + 780 = 10140 m = 10,14 km
Slide 40 - Tekstslide
Net voordat de bal wordt losgelaten
Net nadat de bal is losgelaten
als de bal naar benedenvalt
welke krachten
resulterende kracht
richting resulterende kracht
Tijn gooit een tennisbal omhoog. Geef van de volgende tijdstippen aan welke krachten er werken, of er een resulterende kracht is en welke kant deze dan op gericht is.
spierkracht
spierkracht
spierkracht
zwaartekracht
zwaartekracht
zwaartekracht
ja
ja
ja
nee
nee
nee
omhoog gericht
omhoog gericht
omhoog gericht
omlaag gericht
omlaag gericht
omlaag gericht
Slide 41 - Sleepvraag
Vlak voordat bal wordt losgelaten
Spierkracht op de bal
Zwaartekracht op de bal (altijd)
Bal versnelt omhoog
Dus resulterende kracht
Spierkracht > zwaartekracht
Slide 42 - Tekstslide
Nadat bal is losgelaten
Geen kracht omhoog meer
Alleen zwaartekracht (altijd)
Eerst vertraagd bal (tot hoogste punt)
Daarna versnelt bal naar beneden
Resulterende kracht omlaag gericht
Slide 43 - Tekstslide
Check out
Kun je nu:
* resulterende kracht berekenen bij meerdere krachten langs een lijn
* aan de hand van de resulterende kracht nagaan of er een versnelling of vertraging is
Slide 44 - Tekstslide
Wat vind je nog moeilijk? Waar wil je nog meer uitleg over? Wat lukt al goed?
Slide 45 - Open vraag
Ik vond deze manier van les krijgen....
Heel onprettig
onprettig
neutraal
prettig
heel prettig
Slide 46 - Poll
Vandaag
* resulterende kracht berekenen bij meerdere krachten langs een lijn
* aan de hand van de resulterende kracht nagaan of er een versnelling of vertraging is