2HV la santé

Chez le médecin
- le vocabulaire
- la vidéo 
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Chez le médecin
- le vocabulaire
- la vidéo 

Slide 1 - Tekstslide

la santé
l'hôpital
le médicament
tomber malade
la maladie
le médecin
le mal
de gezondheid
het ziekenhuis
de dokter
ziek worden
de ziekte
het medicijn
de pijn

Slide 2 - Sleepvraag

Slide 3 - Video

Le corps humain

Slide 4 - Woordweb

pijn hebben (aan) = avoir mal (à)

Tu as mal au cou.
J'ai mal à la tête.
Il a mal à l'oreille.
Nous avons mal aux yeux. 

Let op!
à + le > au
à + les > aux

Slide 5 - Tekstslide

J'ai mal au ventre
J'ai mal aux pieds
J'ai mal au nez.

Slide 6 - Sleepvraag

Iets breken = se casser
Werkwoorden met 'se' vervoeg je in 
de passé composé met être
(denk aan extra -e of -s)

je me suis cassé(e) la jambe
tu t'es cassé(e) le bras
vous vous êtes cassé(e)(s)

Slide 7 - Tekstslide

Hoe zeg je?
Zij heeft buikpijn.
A
Elle a mal au genou.
B
Elle a mal au ventre.
C
Elle a mal à la genou.
D
Elle a mal aux ventre.

Slide 8 - Quizvraag

Hoe zeg je?
Wij hebben pijn aan onze voeten.
A
Nous avons mal au pied.
B
Nous avons mal à la jambe.
C
Nous avons mal aux pieds.
D
Nous avons mal aux jambes.

Slide 9 - Quizvraag

Hoe zeg je?
U heeft uw rug gebroken
A
Vous avez cassé votre dos
B
Vous vous êtes cassé le dos
C
Vous vous êtes cassé votre dos
D
Vous avez cassé le dos

Slide 10 - Quizvraag

Hoe zeg je?
Zij heeft rugpijn.

Slide 11 - Open vraag

Hoe zeg je?
Jij hebt hoofdpijn.

Slide 12 - Open vraag

Eerst 5 min voorbereiden

Daarna doorspreken met elkaar

Slide 13 - Tekstslide